De opkomst van de luxe- en confectienijverheid in Brugge. Migranten op de laatmiddeleeuwse arbeidsmarkt

Op 29 maart 1441 schreef Eurin Dominique zich in als poorter in Brugge. Afkomstig uit Valence in het zuiden van Frankrijk overbrugde hij een afstand van meer dan zevenhonderd kilometer ‘omme bevryet te zine int ambocht vanden zelversmeden ende tzelve ambocht metten hant te doene’. Tussen 1430 en 1450 schreven vierenveertig nieuwkomers zich in als poorter om datzelfde ambacht uit te oefenen. Ze waren op twee na allemaal afkomstig van buiten het graafschap Vlaanderen en legden gemiddeld een afstand af van meer dan tweehonderd kilometer. Niet alleen zilversmeden, maar ook allerlei andere nieuwkomers, voornamelijk gespecialiseerd in de luxe-industrie en de confectienijverheid, vonden in groten getale hun weg naar het Brugge van de vijftiende eeuw. In totaal werden er in de genoemde periode meer dan vierhonderdvijftig gespecialiseerde werklieden geregistreerd als poorter. Tot die groep behoorden onder meer kleermakers, oudkleerkopers, mutsenscheerders, hoedenmakers, beurzenmakers, schilders, beeldhouwers en goud- en zilversmeden. Als poorters waren zij geen gewone inwoners, maar volwaardige burgers met specifieke privileges en verplichtingen.

Wat deze personen er precies toe dreef om dergelijke afstanden te overbruggen, is moeilijk te achterhalen. De informatie die we hebben over Eurin Dominique en alle andere nieuwkomers die zich in laatmiddeleeuws Brugge settelden is schaars. We vinden ze terug in zogenaamde ‘poorterslijsten’. In die lijsten – ofwel neergeschreven in stadsrekeningen ofwel in poorterboeken – hield het stadsbestuur de inschrijvingen bij van nieuwe inwoners die hun burgerschap verwierven door aankoop. Dat betekent dat poorters die het statuut hadden verworven door geboorte of huwelijk niet terug te vinden zijn. Uit de bronnen kunnen we met andere woorden slechts een beperkt beeld reconstrueren van de poortergemeenschap in de stad. Bovendien zijn de persoonsgegevens (zoals afkomst, geslacht en beroep) selectief overgeleverd. Toch roept de komst van gespecialiseerde (ambachts)lieden vragen op rond de beweegredenen van nieuwkomers en de toenmalige arbeidssituatie in de stad.

Brugge biedt een boeiende casus voor dit soort onderzoek. De stad beschikt over een rijk archief aan stadsrekeningen en poorterboeken. Hoewel die laatste pas beginnen in 1418, registreerden de stadsrekeningen ‘gekochte’ poorters al vanaf het einde van de dertiende eeuw. Wanneer we dit vergelijken met andere Vlaamse en Brabantse steden, blijkt dat de startdatum van de Brugse poorterslijsten uitzonderlijk vroeg is. Zo zijn in steden als Antwerpen (1533), Gent (1542), Leuven (1693) en Brussel (1697) geen lijsten overgeleverd van de periode voor 1500. Hoewel die traditie wel bestaan moet hebben, hebben die lijsten de tand des tijds niet overleefd.

Onderzoek naar het economisch verleden van laatmiddeleeuws Brugge heeft uitgewezen dat vanaf het tweede kwart van de veertiende eeuw vooral de luxe- en confectienijverheden een steeds belangrijkere plaats innamen in de Brugse economie. Er was een groeiende vraag naar beeldende kunst en goud- en zilverwerk (luxe-industrie), maar ook naar onder meer hoeden, mantels, handschoenen en fijne lederwaren (confectienijverheid). Die verandering kunnen we kaderen binnen een context van algemene specialisatie en de ontdekking van nieuwe arbeidssectoren. Het reeds gevoerde onderzoek brengt echter weinig empirisch bewijs voor het toenemende belang van die twee sectoren. Met behulp van de Brugse poorterslijsten kunnen we die lacune invullen. Immigranten waren namelijk van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van de stedelijke arbeidsmarkt en vormen bijgevolg een belangrijke indicatie voor de economische gesteldheid van een stad.

Deze publicatie wil een bijdrage leveren aan het onderzoek van de laatmiddeleeuwse stedelijke arbeidsmarkt door na te gaan hoe die verstrengeld was met de mobiliteit van recent ingeschreven poorters. Omwille van die reden vangen we aan met een algemene uiteenzetting over de voordelen van het poorterschap. Hierna introduceren we de bronnen voor dit onderzoek. Tot slot gaan we na in hoeverre die bronnen empirisch bewijs kunnen leveren voor de bloei van de luxe-industrie en confectienijverheid.

 

Download pdf