Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid

Sinds 2006 heeft het immaterieel cultureel erfgoed binnen de Vlaamse beleidsdomeinen een plaats gekregen naast het reeds bestaande beleid voor roerend en onroerend erfgoed. De Vlaamse Gemeenschap ratificeerde toen immers de UNESCO-conventie voor het waarborgen van het immaterieel cultureel erfgoed uit 2003. Meer bepaald zette de Vlaamse overheid prioritair in op één van de internationale instrumenten van deze conventie, de ‘Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid’. Daartoe werd in 2008 een reglement opgesteld met procedures en criteria voor het inventariseren van immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen en voor het nomineren van elementen op de voornoemde Representatieve Lijst. De Vlaamse Gemeenschap koos op deze manier om eerst en vooral in te zetten op de zichtbaarheid van het immaterieel cultureel erfgoed via specifieke acties op korte termijn. Met haar Visienota op het beleid voor immaterieel cultureel erfgoed legde Minister van Cultuur Joke Schauvliege eind 2010 ook de basis voor een gedragen langetermijnbeleid. De vraag kan echter gesteld worden wat er nu precies onder dit relatief nieuwe beleidsdomein kan verstaan worden en meer bepaald wat het voor het erfgoedgeld concreet kan betekenen? Er zijn niet enkel de vele nieuwe begrippen maar ook de nieuwe procedures die voor vele erfgoedspelers onoverzichtelijk blijven. Daarom beoogt dit artikel om aan de hand van een concrete gevalstudie een aantal beleidsaspecten inzichtelijk te maken en te problematiseren. In het bijzonder willen we nagaan hoe de opname van ‘Aalst Carnaval’ als element van de ‘Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid’ tot stand kwam en welke gevolgen de erkenning met zich meebracht.

Download pdf