Licht zonder zicht. Burenovereenkomsten rond lichtinval en privacy in vroegmodern Brugge

Brugge, 1736. Joannes Vander Stricht, proost van de Onze-Lieve-Vrouwkerk, woonde in een ruim huis aan de Ridderstraat nummer 13. Zijn buurvrouw in nummer 11 was de rijke Marie Therese de Cridts. Als geestelijke dochter bleef zij bewust ongehuwd en leidde ze een vroom leven in dienst van de kerk. Ze had dan ook een goede verstandhouding met de proost. De Ridderstraat was één van de meest prestigieuze, residentiële buurten van Brugge, waar edellieden, burgemeesters, advocaten en rijke clerici hun eigen huizen bewoonden. Ze onderhielden die goed en pasten ze vlot aan hun eigen noden of de laatste modetrends aan. Toen proost Vander Stricht in 1736 besloot om zijn schermgevel te verbouwen tot een lijstgevel met mansardedak had hij daarvoor de toestemming van zijn buurvrouw nodig: het dak zou immers op een gemeenschappelijke zijmuur steunen waardoor ook de bestaande dakgoot moest worden heraangelegd. Marie Therese de Cridts uitte haar bezorgdheid over het feit dat dit hogere dak haar lichtinval vanaf de zuidkant ernstig zou belemmeren en bedong dat de proost de zijkant van het dak op minimum drie voet (82 centimeter) van haar zijvensters zou plaatsen en de wand zou witten waardoor reflectie de lichtinval in haar huis zou optimaliseren. Beide partijen legden hun afspraken keurig vast in een burenovereenkomst met de vermelding dat ook toekomstige bewoners de vensters nooit ofte nimmer zouden mogen verduisteren.

Download pdf