Op eigen houtje. De omgang met verschijningsbomen, boomrelieken en andere ‘wondere’ bomen

Op 4 september 1933 ging Marie P. op bezoek bij mevrouw N. in Serinnes. De dame werd al maanden geplaagd door hoofdpijn en had contact gezocht met Marie omdat deze een bijzonder stukje boom bezat waarmee ze al vaker
genezing had gebracht. Marie bezat immers een doorn van de meidoorn waarin Onze-Lieve-Vrouw van Beauraing was verschenen. Nadat de mevrouw N. was neergeknield, legde Marie een rozenkrans rond haar hals, maakte met
de doorn een kruisteken boven haar hoofd en zei vervolgens drie Weesgegroeten, drie maal ‘Onze-Lieve-Vrouw van Beauraing bekeer de zondaars’, drie maal ‘Onze-Lieve-Vrouw van Beauraing genees haar’ en één maal ‘God ik
vertrouw op U’. De handeling was succesvol want onmiddellijk richtte de dame zich op en zei dat Onze-Lieve-Vrouw van Beauraing haar had genezen. ‘Mijn God’, zo concludeerde ze, ‘ik ben een helemaal andere vrouw!’

Wie vertrouwd is met de katholieke devotionele cultuur, weet dat dergelijke miraculeuze genezingen wel vaker worden gerapporteerd. Toch is deze genezing in meerdere opzichten bijzonder te noemen. Het uitzonderlijke karakter zit vooral in de bemiddelende functie die Marie P. lijkt te vervullen en, wat ons in het kader van dit themanummer bijzonder interesseert, de prominente rol die dit stukje boom in het hele genezingsproces kreeg. Hoewel ook gebeden en aanroepingen, de meer klassieke ‘middelen’, werden ingezet, was het zowel voor Marie als voor mevrouw N. duidelijk dat de genezing werd verkregen dankzij de doorn. Een opmerkelijk gegeven voor een geloofscultuur die nu niet bepaald bekend staat om haar bijzondere aandacht voor bomen. Er zijn nochtans wel degelijk verschillende katholieke variaties op dit thema geattesteerd. Zo circuleerden er verhalen over heilige bomen die uit de staf van een heilige waren gegroeid, leefden sommige heiligen in een holle boom (bijvoorbeeld Sint Bavo)
en werden er ‘miraculeuze’ heiligenbeelden in een boom gevonden. De kwaliteiten van deze beelden straalden blijkbaar ook af op de bomen waarin ze waren opgehangen. Daar waren de bedevaarders van Scherpenheuvel althans
van overtuigd. Gelovigen plunderden er de schors van de boom waarin het Mariabeeldje hing in de hoop erdoor verlost te worden van hun ziekte. Zelfs de infante Isabella zond een stukje schors naar haar zieke broer en raadde hem aan het op te lossen in water en op te drinken. Maar niet iedereen was enthousiast en bisschop Mathias Hovius (1542–1620) liet uiteindelijk, geërgerd door deze instrumentele en bijgelovige praktijken, de boom omhakken en kopieën van het miraculeuze beeld vervaardigen uit het hout. Sommige daarvan werden op hun beurt – omwille van het hout dat was gebruikt – als miraculeus gezien.

Download pdf