Rond de rokken van de reus. Een dynamische update van de reuzencultuur in Vlaanderen

Vanaf de vijftiende eeuw doken in heel Europa gigantische poppen in het straatbeeld op, die tijdens stoeten en processies werden gedragen of voortgetrokken. Deze reuzen waren aanvankelijk geïnspireerd op figuren uit de Bijbel, maar gaandeweg verloren ze hun religieuze betekenis en kregen ze te kampen met tegenstand van kerk en staat. In een aantal regio’s bleef de reuzencultuur echter overeind en begon ze vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw aan een voorzichtige heropleving. Na de Tweede Wereldoorlog steeg de populariteit van de reuzen spectaculair. Meer nog: in Spanje, Noord-Frankrijk, België bloeide de reuzencultuur meer dan ooit. In Vlaanderen telde volkskundige Renaat Van der Linden in 1986 meer dan 1700 reuzen op 322 verschillende locaties. De jaren tachtig waren meteen ook de hoogdagen van het internationaal volkskundig onderzoek naar het fenomeen. Ondanks het opmerkelijk hoge aantal reuzen in Vlaanderen nam de belangstelling bij volkskundigen vanaf de tweede helft van de jaren negentig weer af en versnipperde de informatie. In tegenstelling tot in Wallonië en Noord-Frankrijk is vandaag dan ook moeilijk in te schatten hoeveel reuzen er nog in Vlaanderen ‘leven’ en voor hoeveel mensen ze vandaag iets betekenen. Met het initiatief Rond de Rokken van de Reus neemt Volkskunde Vlaanderen die onderzoekstraditie weer op. Toch lijkt het weinig opportuun om het onderzoek van de jaren tachtig zonder meer over te doen. Sinds de jaren zeventig kwam er steeds meer kritiek op de klassieke volkskundige aanpak. In 2006 trad België bovendien toe tot Unesco’s Convention for the Safeguarding of Intangible Cultural Heritage (2003). De inhoud van de conventie werd vertaald naar de beleidscontext van Vlaanderen, wat in december 2010 resulteerde in ‘Een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen – Visienota’ van Vlaams minister van cultuur Joke Schauvliege. De focus van de visienota ligt niet zozeer op het verkrijgen van een volledige en objectieve inventaris van het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen. Minister Schauvliege wil vooral groepen en gemeenschappen stimuleren om die fenomenen, gebruiken, gewoontes en kennis die zij koesteren en willen doorgeven, te herkennen en te benoemen als immaterieel cultureel erfgoed. Op die manier wordt het documenteren van immaterieel cultureel erfgoed ingeschreven in een discours van ‘safeguarden’, wat in het Nederlands vertaald wordt als ‘borgen’. De etnologie kan daar een belangrijke bijdrage toe leveren vanuit haar expertise om ‘ontwikkeling’ in kaart te brengen en te plaatsen binnen een historisch, geografisch en sociaal kader. Toch is het belangrijk dat de resultaten uit onderzoek naar een immaterieel cultureel erfgoedelement, zoals de reuzencultuur, tot stand komen met en steeds teruggekoppeld worden naar de lokale gemeenschap die het erfgoedelement koestert.

Download pdf