Vakmanschap in tijden van massaproductie. De Brusselse bouwnijverheid in de negentiende en twintigste eeuw

In 1867 was Brussel een stad in volle transformatie. De voorstad groeide aan een ongezien tempo en de industrialisering veranderde de stedelijke samenleving voorgoed. Een alsmaar toenemende nood aan arbeidershuisvesting, aan woningen voor een sterk groeiende middenklasse, maar ook omvangrijke publieke werken maakten van de stad één grote bouwwerf. Het deed de uit Gent ingeweken broers Jean (1840–1902) en Louis De Waele (1843–1900) besluiten om in de oude Brusselse haven, aan de Arduinkaai, een eigen bouwbedrijfje uit de grond te stampen. Ze hadden zich de voorbije jaren bij gevestigde waarden in de Brusselse bouwwereld omgeschoold tot meester-schrijnwerkers en namen nu ook algemene aannemingswerken voor hun rekening. De conjunctuur bood hen erg goede vooruitzichten. Na drie jaar hadden ze al tien werknemers in dienst en was een uitbreiding noodzakelijk. In de nieuwe havenwijk in Sint-Jans-Molenbeek vonden ze een geschikt terrein in de Opzichtersstraat, waar ze ook een stoommachine van 8 pk installeerden voor de houtzagerij van hun schrijnwerkerszaak. Vooral Louis De Waele wist zich er in geen tijd op te werken tot een uiterst voorname figuur in de Brusselse bouwwereld. Hij werkte samen met de meest prominente architecten als Henri Beyaert (1823–1894) die in 1888 een nieuw fabrieksgebouw voor hem ontwierp aan de Leopold II-laan. Daar werden drie stoommachines van samen maar liefst 205 pk geïnstalleerd.

Jean en Louis De Waele waren vaardige vaklui-ondernemers die ook aan hun arbeiders hoge standaarden oplegden. Architecten en hun klanten waren precies hiernaar op zoek. Daarnaast zorgden de vele nieuwe technieken, producten en materialen die de industrialisering met zich meebracht voor een steeds diversere wooncultuur. Dat alles vertaalde zich in alsmaar geraffineerdere eisen waaraan bouwondernemers tegemoet moesten komen met hoogstaand vakmanschap. Anderzijds blijkt uit dit voorbeeld dat ook mechanisering de bouwnijverheid niet vreemd was in de negentiende eeuw. Kleinschaligheid en traditionele productiewijzen bleven echter tot diep in de twintigste eeuw dominant in de bouw. Welke historische betekenis moeten we dan toekennen aan de stoommachines die Louis De Waele liet installeren? In dit artikel ga ik na hoe vakmanschap en massaproductie zich tot elkaar verhielden in de Brusselse bouwwereld van de negentiende en twintigste eeuw. Welke rol speelde vakmanschap nog na 1800? Vormde het een achterhaalde economische activiteit of net een volwaardig alternatief voor massaproductie?

Om voor deze vragen een kader te schetsen, haal ik in dit artikel allereerst enkele inzichten aan uit de internationale historische literatuur. Vervolgens zoom ik in op Brussel. De bouw op plaatselijk niveau bestuderen biedt immers erg goede mogelijkheden om inzicht te krijgen in de complexiteit van de sector. Ik haal enkele bronnen aan – adresboeken, patentregisters, industrie- en gebouwentellingen – die niet enkel voor Brussel, maar voor eender welke Belgische stad of regio toelaten om zicht te krijgen op verstedelijking, de omvang van ondernemingen en de mechanisering van een sector. Tot slot ga ik de implicaties van de bevindingen na voor ons hedendaags erfgoedbegrip van lokaal vakmanschap in de bouwnijverheid.

 

Download pdf