Amy achter haar laptop in het Documentatie- en Studiecentrum voor Familiegeschiedenis in Merksem

“Bij ieder antwoord dat je vindt, ontdek je ook twee nieuwe vragen” – Duik in je familiegeschiedenis met Amy en Rik

“Bij ieder antwoord dat je vindt, ontdek je ook twee nieuwe vragen” – Duik in je familiegeschiedenis met Amy en Rik

Amy achter haar laptop in het Documentatie- en Studiecentrum voor Familiegeschiedenis in Merksem

Amy op haar werkplek in het Documentatie- en Studiecentrum voor Familiegeschiedenis.

Het Documentatie- en Studiecentrum voor Familiegeschiedenis in Merksem zet zich al sinds 1968 in om genealogieonderzoek op allerlei manieren te stimuleren. Iedereen met interesse voor hun familiegeschiedenis kan er op zoek gaan naar informatie over hun voorouders. Het centrum begeleidt ook studenten en onderzoekers, en verricht zijn eigen onderzoek. Je vindt er een al maar groeiende schat aan documentatie: rouwbrieven, communieprentjes, huwelijksaankondigingen en nog veel meer. De zestigtal geëngageerde vrijwilligers spelen een cruciale rol om deze werking mogelijk te maken. Om meer te leren over hun werking zaten we samen voor een interview met Amy, een van de vrijwilligers, en Rik, de directeur van het centrum.

 

Hoe ben je vrijwilliger geworden bij het documentatiecentrum?

Rik
Amy volgde school in het bijzonder onderwijs [Amy heeft een autismespectrumstoornis (ASS)], waar ze een stageplaats zochten voor haar. In mei 2022 is ze dus zo bij ons terechtgekomen, voor een stage van een maand.

Amy
Ja. Mijn eerste kennismaking met Rik en het documentatiecentrum was met mijn stagebegeleider, meneer Steven.

Rik
Ze vond het hier zodanig slecht dat ze hier op 1 juli aan de deur stond en vroeg: mag ik hier mijn vakantiewerk komen doen? [Lacht] Dat vakantiewerk sloeg zodanig tegen [knipoog], dat de eerste september de stagebegeleider vroeg of we nog altijd geïnteresseerd waren in een stage. En wie staat daar aan de deur? Amy. Sindsdien is ze niet meer weggeweest.

Wat doe je in het documentatiecentrum? Wat zijn jouw taken?

Amy
Stambomen maken. En dat emigratieproject van Jan, maar dat kan ik niet goed uitleggen.

Rik
Ze is begonnen met de stamboom van haar eigen familie. En daarna heeft ze dat uitgebreid naar andere zaken.

Amy
Nu doe ik soms ook opzoekingen als mensen iets vragen.

Rik
Ja, als mensen vragen of we informatie voor hen kunnen vinden, doet zij de opzoekingen. Nu doet ze dat voor Jan Vanderhaeghe, van de werkgroep ‘Belgische Emigranten naar Amerika’. Ze zoekt de oorsprong op van de mensen die geëmigreerd zijn naar Amerika.

Uit welke taak haal je het meeste plezier?

Amy
De stambomen.

Is dat ook op aanvraag?

Amy
Niet altijd, soms ben ik ook nog met mijn eigen stamboom bezig.

Rik
Ze zit nu rond het jaartal 1500-1600.

Wat vind je interessant aan familiegeschiedenis?

Amy
Ik ontdek graag nieuwe dingen in de stambomen.

Rik
Bij ieder antwoord dat je vindt, ontdek je ook twee nieuwe vragen.

Je hebt deze vraag al deels beantwoord, maar ken je je eigen familiegeschiedenis? Wat vind je daar interessant aan?

Amy
De ene kant van mijn familie is allemaal van Oost-Vlaanderen, de andere kant van Antwerpen. Maar ik heb ook nog ergens [de documentatie van] een erfenis gevonden, waarvan de erfgenamen in Groot-Brittannië wonen.

Rik
Het is het diverse van wat je vindt dat het leuk maakt. Door haar eigen familiegeschiedenis te onderzoeken, leert ze ook een aantal zaken die ze kan gebruiken voor iets anders, zoals het lezen van notarisstukken en begrijpen wat er staat.

Hoe werkt het centrum?

Amy
[Tegen Rik] Ja, dat moet jij uitleggen.

Rik
We werken met ongeveer 60 vrijwilligers. Ze hebben allemaal diverse taken. Dat kunnen vrij eenvoudige zaken zijn, zoals documenten scannen en dan eventueel benoemen. Dan zijn er mensen die gespecialiseerde taken uitvoeren, zoals de collecties beheren van kaarten, oude bidprentjes, communieprentjes, doopprentjes, ... Sommigen zijn multi-inzetbaar. En dan heb ik nog iemand die schilderwerken doet.

Amy
Ik heb die vrijwilligerslijst gemaakt.

Rik
Ah ja, voor de administratie heeft ze de vrijwilligerslijst volledig herwerkt. En ineens heeft ze die vrijwilligerslijst ook herschikt in mijn telefoon [Lacht].

Waarom denk je dat vrijwilligers belangrijk zijn voor familiegeschiedenis?

Amy
Iemand moet al die rouwbrieven inscannen. Anders kunnen mensen dat niet meer terugvinden en weet je niet wat er mee zou gebeuren.

Heb je een goede herinnering van hier in het centrum?

Rik
Op de dag dat ze is hier is binnengekomen, zei ik: 'dag Amy'. Ik kreeg geen reactie.

Amy
Het was heel stil.

Rik
Na een paar weken kwam er een antwoord. En nog een paar weken later was het een beetje luider. Dat vind ik een leuke herinnering aan Amy.

Amy
Ik durfde niet te veel zeggen.

Rik
In het begin was dat echt heel stil, als ze iets zei. Net dat vind ik leuk, dat ze loskomt. Niet enkel als we alleen zijn, maar ook als we in de keuken zitten met andere mensen durft ze het woord nemen.

Amy
Ja, dat is wel een mooie herinnering.

Wat zou je zeggen tegen iemand die hier in het centrum vrijwilliger wil worden?

Rik
[Tegen Amy] Dat moet jij zeggen, ik mag zelf niet stoefen, hè?

Amy
Maar ik weet het niet.

Rik
Hoezo, je weet het niet?

Stel je voor, iemand die je kent wil het misschien eens proberen.

Amy
Dan zou ik zeggen dat die zijn eigen stamboom kan maken. Dan zal die blijven, want dan zal die zeker ontdekken dat het heel interessant is.

Je leert er dingen die je nergens anders kan leren. 

Rik
Ondertussen kan ze ook Latijn lezen, begrijpen en vertalen. Hetzelfde met oud geschrift. Ze is een slimme meid.

Bedankt voor het interview!

Ann Rombaut – Heemkundige kring Kaulille

25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Ann Rombaut!

Ann, je bent erfgoedvrijwilliger en voorzitter van de heemkundige kring Kaulille: wat doe je binnen die vereniging? 

Elke maandag zitten wij samen met de leden van de heemkundige kring en werken we samen aan het inventariseren van alle bronnen en schenkingen van mensen aan de heemkundige kring. Op maandagnamiddag zijn we ook open voor publiek. Mensen kunnen dan langskomen als ze vragen hebben rond hun genealogisch onderzoek, voor papers in hun studie enzovoort. We hebben een grote collectie aan bidprentjes, rouwbrieven, communieprentjes en foto’s, maar ook artikels, boeken en andere documenten of voorwerpen. Een belangrijk aspect voor ons is de communicatie naar de buitenwereld: alle nieuwe bronnen of activiteiten worden aangekondigd op de facebookpagina. We werken ook aan een website voor onze vereniging. Vroeger gaven we ook een heemkundig tijdschrift uit, genaamd ‘De Klaveren Heer’, maar door omstandigheden zijn we daarmee moeten stoppen. Elk jaar geven we een heemkundige kalender uit rond een bepaald thema. In de toekomst zullen ook meer activiteiten organiseren om ons archief te ontsluiten zoals ruilbeurzen, tentoonstellingen … Ook zetten we momenteel sterk in op de communicatie en eventuele uitwisseling van bronnen met andere heemkundige kringen en organisaties in de buurt.

Wanneer en waarom ben je gestart als vrijwilliger binnen de heemkundige kring? 

Ik heb archeologie en kunstgeschiedenis gestudeerd. Na mijn studies heb ik gewerkt in het stadsarchief van Aalst. Daar hielp ik onder meer mensen met genealogisch onderzoek en bouwde ik mee aan tentoonstellingen. Na mijn verhuizing naar Kaulille werkte ik als bibliotheekassistent en later als bibliothecaris in de bibliotheek van Bocholt en stond ik in voor het erfgoedbeleid in dezelfde gemeente. Dankzij mijn voorgeschiedenis had ik al een stevig netwerk uitgebouwd binnen de erfgoedsector en mensen uit de buurt wisten daarvan. In 1992 is men mij dan komen vragen of ik geïnteresseerd was om mee te werken aan de oprichting van de Heemkundige kring van Kaulille. Het leek mij zeer verrijkend om met deze mensen met een gemeenschappelijke passie voor het verleden te werken aan een vooropgesteld doel.

Als vrijwilliger bij de heemkundige kring ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?

Voor erfgoed is er toch een voorliefde nodig voor geschiedenis, verhalen …. Meer kennis opdoen en meer mensen ontmoeten waarmee je jouw passie kan delen is zeer verrijkend. Mijn netwerk is dankzij de samenwerking met allemaal verschillende erfgoedvrijwilligers nog meer verruimd en steeds opnieuw leer ik nieuwe mensen kennen met een nieuw verhaal. Als we daarnaast dan ook mensen kunnen helpen bij het reconstrueren van hun eigen verhaal, is dat nog des te mooier.

Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jou zijn die zich engageren in heemkundige kringen?

Vrijwilligerswerk in de erfgoedsector is zo belangrijk omwille van de sociale samenhang en de leefbaarheid van een gemeenschap. Ons doel is om mensen goesting te geven in erfgoed en ze laten doen wat ze graag doen, zodat ze echt kunnen voelen welke meerwaarde ze dan ook betekenen.

Erfgoedvrijwilligers zijn momenteel schaars, zeker na corona. De oudsten vallen weg en er is dringend nood aan nieuw bloed. We hechten dan ook veel belang aan onze projecten om kinderen al van jongs af aan te betrekken. Zo doen we regelmatig projecten met scholen. We geven jaarlijks een les in het derde en vijfde leerjaar rond een thema’s zoals het urnenveld van Kaulille, de teuten, de oorlog en de poederfabriek. Erfgoed dringt bij kinderen vooral binnen als ze het zelf kunnen ervaren via workshops, zoals het maken van een urne, zelf brood bakken, oude volkspelen enzovoort. Verder willen we sterk inzetten op het zoeken van vrijwilligers rond een bepaald project, met een duidelijke opdracht die beperkt is in tijd. Vaak hebben de jongere generaties weinig tijd voor langdurig vrijwilligerswerk, maar het enthousiasme leeft nog wel onder de mensen. Heden ten dage vind je nog weinig mensen die 10 of 20 jaar in dezelfde vereniging zitten, tenzij je iemand vindt die zo gebeten is door de microbe, dat hij/zij dit als haar levenswerk ziet. Na afloop van zo’n project merken we dat er toch veel enthousiasme is voor verdere projecten rond een bepaald thema.

Waarom is de werking van de heemkundige kring zo belangrijk en wat maakt het vrijwilligerswerk er zo bijzonder?

Het is belangrijk dat het erfgoed eerst en vooral gekend is en onderzocht wordt, en daarnaast ook bewaard wordt in goede omstandigheden en ontsloten wordt. Zo helpen wij bijvoorbeeld de gemeenten door opmerkzaam te blijven over verloederde gebouwen, scheuren in gebouwen of kapelletjes die onderkomen zijn. Erfgoed is de nalatenschap van het verleden waarmee we leven in het heden. Die nalatenschap geven we door aan toekomstige generaties, zodat zij er ook van kunnen leren, het kunnen bewonderen en ervan kunnen genieten.

Wat maakt voor jou de lokale geschiedenis/het lokale erfgoed zo interessant?

Al kinds af aan heb ik de interesse voor geschiedenis en kunst meegekregen. We bezochten met het gezin vaak verschillende musea en gingen naar tentoonstellingen. Het zit dus wel in mijn bloed. Al snel merkte ik dat veel mensen toch veel belang hechten aan hun lokale leefwereld en afkomst, waardoor de erfgoedverhalen ook heel persoonlijk worden. De lokale geschiedenis is een belangrijke en onmisbare schakel van een groter geheel.

Welke anekdote/ervaring zal je altijd bijblijven?

Wat mij het meest vreugde brengt aan het vrijwilligerswerk rond erfgoed zijn de contacten en de verhalen van de mensen. Momenteel ben ik voorzitter van de Heemkundige Kring Kaulille en bestuurslid bij het Davidsfonds, de Kauliller Molenvrienden, Molennetwerk Kempenbroek en bij Ovenbuur Bocholt. Het is heel fijn om met al deze mensen met dezelfde passie en nieuwsgierigheid op zoek te gaan naar verhalen en de linken tussen verhalen te kunnen leggen. Onze passie brengt mensen samen en dat is heel mooi om te zien.

Bedankt voor dit interview!

Bernard Lootens en Moniek Moyaert – Archief- en documentatiecentrum: De Spaenhiers

25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Bernard Lootens en Moniek Moyaert!

Dag Moniek en Bernard, jullie zijn actief als vrijwilliger bij het Archief- en documentatiecentrum De Spaenhiers: wat doen jullie binnen die vereniging?

Moniek: Ik ben reeds vijf jaar vrijwilliger bij de Spaenhiers. Mijn werk bestaat erin de rouwbrieven en bidprentjes, die geschonken worden aan de Spaenhiers, te sorteren, de database aan te vullen en alfabetisch te rangschikken in de reeds bestaande collecties. Daarnaast werk ik aan de beeldbank door krantenartikels te scannen, te beschrijven en online te zetten.

Bernard: Als verantwoordelijke van het bestuur voor het documentatiecentrum bestaat mijn taak er voornamelijk in om de werking te coördineren. Dat houdt enerzijds in dat ik zoek naar aangepaste taken voor de vrijwilligers en ze naar een bepaalde doelstelling begeleid. Deze taken bestaan uit het ordenen en inventariseren van collecties en binnenkomende documenten. Indien mogelijk worden de collecties opgelijst en online ter beschikking gesteld. Zo zijn er bijvoorbeeld van onze collectie bidprentjes en rouwbrieven lijsten gemaakt, die online te consulteren zijn: Bidprentjes (wordpress.com). De prentjes en de rouwbrieven zijn alfabetisch geklasseerd. Andere grote collecties in ons documentatiecentrum bestaat uit foto’s, de krantenknipsels en de affiches. Deze worden gescand of gefotografeerd en met de bijhorende beschrijving op onze beeldbank geplaatst.  Anderzijds bestaat mijn taak erin om (be)zoekers te begeleiden. Wie iets komt opzoeken, probeer ik wegwijs te maken in ons aanbod en gericht te helpen. Ook de algemene promotie van het documentatiecentrum, het opsporen en verwerven van erfgoed tracht ik te bewerkstelligen.

Als vrijwilligers bij De Spaenhiers zijn jullie ‘erfgoedvrijwilligers’: waarom zijn jullie graag erfgoedvrijwilligers?

Moniek: Allereerst vind ik het een boeiende en zinvolle activiteit voor mezelf, maar het belangrijkste is dat we mensen kunnen helpen in hun zoektocht naar informatie. Bidprentjes en rouwbrieven zijn de grootste pijlers voor het maken van een stamboom. Krantenartikelen zijn een uitstekende bron van informatie voor mensen die op zoek zijn naar de evolutie van het sociale, culturele en politieke verleden van Koekelare.

Bernard: Vooral omdat ik van mening ben dat dit voor onze lokale gemeenschap een belangrijke taak is. In de loop van de jaren hebben wij met een team van vrijwilligers een instelling uitgebouwd waar mensen terecht kunnen met documenten, wat vaak gebeurt bij sterfgevallen. Voor gelijk welk zoekwerk over lokale geschiedenis, bijvoorbeeld voor genealogisch onderzoek, een schoolwerk, een paper, een boek, een tijdschrift enzovoort, helpen wij mensen op weg. Dit geeft veel voldoening.

Waarom is het volgens jullie belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jullie zijn die zich engageren bij documentatiecentra?

Moniek: We ondervinden in het documentatiecentrum van De Spaenhiers een stijgende interesse bij de lokale bevolking. Dit gaat van studenten tot auteurs van bijvoorbeeld een boek, een eindwerk tot mensen die geboeid zijn door het verleden. Mensen kunnen helpen in hun zoektocht naar concrete informatie is dan ook de grootste voldoening voor de vrijwilliger en een stimulans tot een blijvend engagement.

Bernard: Het verzamelen en bewaren van lokaal erfgoed is een eerste stap. Dit erfgoed degelijk ordenen en ontsluiten is een tweede en even belangrijke stap. Dit is nodig voor de derde stap van bekendmaking en als gevolg voor een bewustwording van de gemeenschap over het belang van de lokale geschiedenis. Het effect van bekendmaking is bijvoorbeeld duidelijk gebleken uit het programma ‘Het Verhaal van Vlaanderen’ van Tom Waes.

Moniek en Bernard tijdens een uitstap met de Spaenhiers in het midden van de foto – https://spaenhiers.be/uitstappen-2/#jp-carousel-476

Bedankt voor dit interview!

Genealoog Walter Sluydts verzamelde alle levende ‘Van Beethoven’ in Bonn

De wereldwijd beroemde componist Ludwig van Beethoven is momenteel via zijn ontrafeld genoom volop in de aandacht. Reeds lang was de Vlaamse afkomst van Beethoven op papier bewezen. Om iedere levende naamgenoot in 2019 uit te nodigen in Ludwigs geboorteplaats Bonn werd destijds een beroep gedaan op de Lierse genealoog Walter Sluydts. Naar aanleiding van de nieuwe genetische en genealogische resultaten spraken we vol passie over zijn fascinatie voor Beethoven.

Dag Walter! Heel fijn om met je te kunnen praten. Hoe ben je bij het genealogisch onderzoek naar de familie van Beethoven terechtgekomen?

Toen ik 12 jaar oud was, hoorde ik per toeval de vijfde symfonie van Beethoven op de radio. Ik was helemaal niet vertrouwd met klassieke muziek, maar die beroemde openingsnoten lieten mij niet meer los en ik liep onmiddellijk naar de platenwinkel. In die tijd was er nog lang geen sprake van streamingdiensten… De liefde voor de muziek van Beethoven is sindsdien nooit meer gestopt en met de jaren alleen maar groter geworden. Natuurlijk kwam ook snel de interesse voor de componist zelf. Met Beethoven kom je in een andere wereld terecht, want weinige componisten hebben zo’n boeiend leven gehad. Ik denk dan alleen al aan zijn doofheid, het Heiligenstadttestament en zijn nog steeds onbekende ‘onsterfelijke geliefde’. Er zijn genoeg mysteries om een leven lang gefascineerd te blijven door de mens Beethoven.

Meer dan twintig jaar geleden ben ik begonnen met genealogie. Je begint natuurlijk met je eigen familie, maar al gauw begin je ook breder te zoeken. Zo kwam ik automatisch bij Beethoven terecht. Ik had ook wel wat geluk. De familie van mijn vrouw bleek verwant te zijn aan Jan Caeyers: musicoloog, dirigent en in Vlaanderen en ver daarbuiten een autoriteit op vlak van Beethoven.

We maken een sprong naar 2018, toen ik onverwacht telefoon kreeg van Jan. Hij vertelde me dat hij contact had met Bürger für Beethoven, een bloeiende vereniging uit Bonn. Zij ijveren er al jaren voor om de naam Beethoven levendig te houden in diens geboortestad en stelden de volgende vraag aan Jan: “2020 wordt het Beethovenjaar, met de viering van het 250ste jaar sinds zijn geboorte en ter gelegenheid daarvan willen de levende Van Beethovens uitnodigen voor een bezoek aan Bonn.”

Jan wist dat ik met genealogie bezig was en vroeg of ik het zag zitten om met Bürger für Beethoven samen te werken. Dat is natuurlijk zoals een wortel voor een ezel houden: ik ben de ezel en Beethoven is de wortel. Het was wel zeer kort dag. Het bezoek was gepland in mei 2019 en we waren al eind oktober 2018 toen ik de vraag voorgeschoteld kreeg. Maar ik wou de uitdaging wel aangaan.

Hoe heb je dat onderzoek concreet aangepakt?

Ik ben begonnen bij een Lierse dame met de familienaam ‘van Beethoven’ die ik toevallig kende omdat ik ook in Lier woon. Ik heb haar bezocht en het idee van het bezoek aan Bonn uitgelegd. Ze was onmiddellijk enthousiast. Ze haalde er haar neef bij en die wist me te vertellen dat wijlen Florimont van Beethoven ooit een stamboomboek had opgemaakt. Hij had zich toen vooral gericht op zijn levende naamgenoten en wou bewijzen dat ze allemaal familie waren van de beroemde Ludwig. In het boek stond heel wat nuttige informatie, maar het onderzoek liep maar tot halverwege de jaren ’70.

Daarnaast zijn er twee standaardwerken met de stamboom van Beethoven. Het eerste is van Malcorps, uitgegeven in 1959, genaamd “1000 van Beethovens”. Het tweede, uit 1964, is gemaakt door Schmidt-Görg van het Beethoven-Haus en draagt de titel “Beethoven. Die Geschichte seiner Familie”. Ze overlappen quasi volledig en in het beste geval lopen de stambomen tot ongeveer 1900. In functie van het bezoek aan Bonn wou ik de aansluiting maken met waar de stamlijnen in de boeken stoppen en de huidige Van Beethovens.

Ik begon dan te googelen en genealogische websites te bezoeken. Ik bezocht Facebook en LinkedIn en heb telefoonboeken doorgespit. Ik ben ook gaan zoeken op websites waar je niet meteen zou aan denken: bijvoorbeeld de kruispuntbank van ondernemingen en het Staatsblad. Overal vond ik Van Beethovens. Ik vond zelfs vijf Van Beethovens die landloper geweest zijn.

Vanwege de strakke deadline was ik continu bezig met mails, chats, brieven, telefoontjes en bezoeken aan mensen met de naam Van Beethoven. Uiteindelijk vond ik 145 levende Van Beethovens die allen dezelfde stamvader hebben: Aert Van Beethoven (1535-1609) in Kampenhout. Er bleven aanvankelijk nog wel enkele onduidelijke verwantschappen op te lossen en bepaalde zaken heb ik bovendien zeer discreet moeten behandelen. Sommigen dragen de naam, maar willen er verder niets mee te maken hebben. En dat respecteer ik dan ook.

Hoe wist je nu dat je alle levende Van Beethovens had gevonden?

Ik heb familienaam.be geraadpleegd, maar daar zijn de recentste gegevens van 2008. Daarnaast geeft de website Statbel (statistiek België) een top 10.000 van meest voorkomende familienamen, maar de Van Beethovens zijn met zo weinig dat ze daar niet in voorkomen. Ik mailde naar Statbel met de vraag of ze mij konden vertellen hoeveel Belgische Van Beethovens er momenteel nog zijn. Ik mis dan wel de geografische spreiding zoals bij familienaam.be, maar het is toch een trucje om te weten te komen of je iedereen gevonden hebt, of niet. Als genealoog ben je opgelucht als het dan uiteindelijk lukt.

Opmerkelijk is dat alle Van Beethovens, op een beperkt aantal na die naar Frankrijk uitgeweken zijn, in België wonen.

Je bent dan met de door jou gevonden Van Beethovens naar Bonn gegaan. Hoe is die dag verlopen?

Het bezoek vond plaats op zaterdag 25 mei 2019. Oorspronkelijk was me enkel gevraagd om gegevens door te geven, maar gaandeweg kwam ook de organisatie langs Belgische kant op mijn schouders terecht. Van de 145 Van Beethovens gingen er uiteindelijk 48 mee naar Bonn. Uiteraard mochten de partners ook mee. We vertrokken symbolisch vanuit Mechelen, waar de genealogische grootvader van Beethoven ook vertrok en, via Leuven en Luik, uiteindelijk in Bonn terechtkwam. In Mechelen werd ons door het stadsbestuur een ontbijtje aangeboden en werden de Van Beethovens toegesproken en uitgewuifd door Beethovenbiograaf Jan Caeyers.

In Bonn werden de Van Beethovens als koningen ontvangen en verwelkomd in de kamermuziekzaal van het Beethoven-Haus door de directeur, de voorzitter en het bestuur van Bürger für Beethoven en door de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering in Duitsland. Deze ontvangst werd gecombineerd met de uitvoering van een vroege pianosonate van Beethoven. Het programma werd vervolgd met een lunch en een Beethovenwandeling o.l.v. Stephan Eisel, de voorzitter van Bürger für Beethoven, langs de plaatsen in Bonn die voor Ludwig belangrijk waren.

Op de Münsterplatz stonden, rond het grote beeld van de componist, honderden nieuw ontworpen beeldjes van een lachende Beethoven opgesteld. Daar werden natuurlijk tal van foto’s gemaakt met de Van Beethovens tussen de beeldjes. Hans Pakleppa, bestuurslid van Bürger für Beethoven, had elk lid van de groep een rood sjaaltje bezorgd zodat ze meteen herkenbaar waren voor de mensen van de pers. Dat sjaaltje verwees ook naar het bekende portret waarop Beethoven een felrood sjaaltje draagt.

Vervolgens brachten we een bezoek aan de hofkapel waar Ludwig nog orgel heeft gespeeld. Daar kregen we een orgelconcertje aangeboden.

Tot slot werden de Van Beethovens ontvangen op het Altes Rathaus, waar de Oberbürgermeister van Bonn de groep toesprak. Ik had met de Van Beethovens afgesproken dat we, na een wederwoordje en het uitwisselen van geschenken, met zijn allen “Wir sind Bonner!” zouden scanderen. Een beetje zoals de bekende uitspraak van president Kennedy destijds: “Ich bin ein Berliner”. Dat konden ze wel appreciëren in Bonn.

Deze uitstap was voor alle deelnemers een unieke ervaring. Alle lof voor de Bürger für Beethoven die niet alleen deze dag perfect hebben georganiseerd, maar bovendien alle kosten op zich hebben genomen.

Het was achteraf de bedoeling om in 2020, het Beethovenjaar, de vereniging Bürger für Beethoven uit te nodigen in Mechelen voor een tegenbezoek. Spijtig genoeg is dat er niet van gekomen. Alles was geregeld, alle afspraken waren gemaakt, maar helaas, toen kwam corona…

Deze week zijn de resultaten bekendgemaakt van het genoom van Ludwig van Beethoven. Hieruit bleek dat de huidige naamdragers Van Beethovens genetisch met elkaar verwant zijn, maar niet met Ludwig zelf. Zij kregen het nieuws voor het in media kwam al te horen. Hoe reageerden ze?

Maarten (Larmuseau, red.) had mij op de avond van de eerste bekendmaking van de resultaten aan een beperkt aantal Van Beethovens, bewust uitgenodigd als vertrouwenspersoon. Toen Maarten zeer voorzichtig aan hen uitlegde dat er geen biologische band was gevonden, voelde je de teleurstelling. Als genealoog kom je zulke ‘familiezaken’ vaker tegen en is de verrassing minder groot. Alleen gaat het hier natuurlijk over Beethoven. Hij is niet zomaar iemand. Met die achternaam is er onmiddellijk de vraag “en, familie van?” Ik kon een beetje een buffer zijn tussen Maarten als wetenschapper en de familieleden. Ik heb ook tegen hun gezegd: “Voor mij als genealoog maakt dat niet uit. Ik ben en blijf een Beethovenfan, maar ik versta heel goed dat dat voor jullie als naamdragers wel een wereld van verschil is en zelf had ik het resultaat ook graag anders gezien.” Je kunt natuurlijk blijven zeggen dat er genealogisch niets is veranderd. De stamboom blijft en de sociale connectie blijft. Maar de mensen die er waren wanneer we het nieuws vertelden, zijn erg betrokken en tillen er wel aan. Ik heb de ochtend erna nog telefoon gehad van een van de Van Beethovens die zijn gedachten nog eens kwijt wou.

Ga je nog iets doen met het werk dat je verricht hebt hiervoor?

Wat ik met de stamboom ga doen, weet ik nog niet. Toen deze voltooid was zei Jan Caeyers dat ik er iets mee moest doen, maar toen kwam corona ertussen en nu wacht ik een beetje de reactie op de genetische resultaten af: wat gaat het Beethoven-Haus doen? Wat doet Bürger für Beethoven?
Een tijd geleden werd ik gecontacteerd door een Nederlander die ook een zeer uitgebreide stamboom van Beethoven gemaakt heeft en we hebben wat gegevens uitgewisseld, maar ik heb altijd aangegeven dat ik de gegevens van levende van Beethovens niet doorgeef. Ik heb die verzameld voor de praktische organisatie van het bezoek aan Bonn en respecteer hun privacy. Op het internet vind je trouwens ontzettend veel Beethovenstambomen, het lijkt soms wel of elke (Vlaamse) genealoog daar mee bezig is.

Het bezoek aan Bonn in 2019 genereerde heel wat persaandacht, zowel in Vlaanderen als in Duitsland (Gazet van Antwerpen, Radio Klara, Süddeutsche Zeitung, Deutschlandfunk, SAT. 1 NRW, Express, General-Anzeiger Bonn enz.) Op de foto geeft Walter een interview voor WDR.

Heb je nog tips voor andere genealogen die een evenement rond een familienaam willen organiseren?

Uiteraard, maar hier gaat het natuurlijk om een beroemde familienaam. Je krijgt dan zeer zeker sneller medewerking en mensen zijn makkelijker te overtuigen om je hun gegevens toe te vertrouwen. In andere gevallen zijn mensen meestal wantrouwig, zeker door bedrog op internet enz. Hoe zou je zelf zijn? Hoe dan ook zijn er toch ook Van Beethovens die geen interesse hebben getoond. Dus zelfs met zulk een beroemde familienaam krijg je niet iedereen even enthousiast.

Ten opzichte van vroeger hebben we natuurlijk wel het internet als fantastische bron. Zonder internet had ik dit nooit kunnen realiseren. Het werk van Florimont van Beethoven in de jaren ’70 was pionierswerk: naar archieven rijden, brieven sturen… Geen computer met een stamboomprogramma om de gegevens in op te slaan, dus alles bijhouden en uittekenen ‘op papier’. Dat is een heel andere, zeer tijdrovende werkwijze. Het internet heeft, wat genealogie betreft, niet alleen deuren geopend, maar in feite poorten opengegooid.

Is jouw gigantisch werk waardevol geweest, Walter?

Voor mij wel. De verrassende resultaten van het onderzoek veranderen daar niets aan. Het was een onvergetelijke ervaring. Ik heb kunnen meewerken aan een uniek gebeuren in Bonn en heb heel wat boeiende, sympathieke mensen leren kennen.

Omdat ik een grote fan ben van de mens Beethoven en van zijn muziek zeg ik: “Hij slaagt er toch telkens weer in om de aandacht naar zich toe te trekken. Er waren al mysteries en nu komt er nog een mysterie over zijn afkomst bij. Met Beethoven ben je nooit klaar.”

Auteurs: Ludwig Lombaerts & Maarten Larmuseau

 

Inspirerende erfgoedpraktijken: Van heemkundige kring tot erfgoedbeweging in Zutendaal

Inspirerende erfgoedpraktijken: Van heemkundige kring tot erfgoedbeweging in Zutendaal

Armand Put van erfgoedbeweging Soennes & Swaerdes Zutendaal

De vrijwilliger van vandaag de dag is niet meer dezelfde als die van vroeger. Gepassioneerd erfgoedvrijwilliger Armand Put uit Zutendaal vertelt over de omschakeling van hun voormalige heemkundige kring naar een erfgoedbeweging, genaamd Soennes & Swaerdes. Hij stelt hun alternatieve erfgoedwerking voor, waarbij ze op een holistische wijze vrijwilligers aanwerven voor hun projecten. Daarbij is het heel belangrijk om vrijwilligers persoonlijk aan te spreken en om de tijdsduur en het onderwerp van het project heel duidelijk af te bakenen. Door deze werking heeft de erfgoedbeweging al vele succesvolle projecten op poten kunnen zetten. In deze aflevering ontdek je hoe de organisatie tewerk gaat en welke activiteiten ze zoal organiseren.

  • Door met meerdere vrijwilligers en verenigingen samen te werken, komen verschillende talenten bij elkaar.
  • We hebben geen klassiek vast bestuur, maar wel een kern vrijwilligers (het coördinatieteam) in een horizontale structuur met een uitgebreid netwerk.
  • We zetten sterk in op kinderen, omdat we geloven dat je de interesse voor erfgoed van jongs af aan moet creëren.

Beluister hier de podcast:

Goede middag Armand, kan u uzelf en uw erfgoedbeweging even aan ons voorstellen?

Onze erfgoedbeweging Soennes & Swaerdes was in wezen en beginne een heemkundige kring, die werd opgericht in 1978 en zich bezig hield met tentoonstellingen en publicaties. Dat duurde tot 2007, daarna begonnen de activiteiten stilletjes aan uit te doven. Bij het overlijden van de voormalige voorzitter in 2020, werden de koppen samen gestoken door enkele voormalige leden om een doorstart te doen van de heemkundige kring. In september 2020 is een doorstart gerealiseerd, weliswaar niet als heemkundige kring maar als erfgoedbeweging, met de nieuwe naam ‘Soennes & Swaerdes’, wat staat voor ‘des zondags en des werkdags’, of ‘elke dag, altijd’. We proberen op een holistische wijze het beste uit het verre en nabije verleden van Zutendaal op te sporen en dat erfgoed te bewaren en ook uit te dragen. We trachten het Zutendaals geheugen voor de volgende generaties te vrijwaren.

We werken in een horizontale en organische structuur, wat misschien vreemd klinkt voor een heemkundige kring. Met horizontaal bedoel ik dat we geen voorzitter, geen secretaris en geen penningmeester hebben. We werken zonder hiërarchie, zonder de klassieke vormen van een bestuur. We volgen wel met een achttal betrokkenen dagelijks de activiteiten op en coördineren die ook, waarvan een vijftal mensen zetelen in het veertiendaags overleg. We overleggen dan wat we kunnen doen, wat we willen doen en wat binnen de mogelijkheden ligt. We hebben geen echte functies, maar we hebben wel mensen die voornamelijk als archivaris bezig zijn, we hebben iemand die met het cafétje en het klasje bezig is in ons erfgoedhuis, iemand die met prentbriefkaarten bezig is, iemand die zich bezighoudt met dialecten en evenementen enzovoort. We hebben zowel oude als nieuwe leden, waarop we beroep kunnen doen als vrijwilliger. Dat zijn er in totaal zelfs een 90-tal. Als er een bepaald evenement of project voorligt, gaan we kijken wie het ziet zitten om het te coördineren en hoeveel personen we aanvullend nodig hebben om het te realiseren. We bekijken dan onze pool van een 90-tal vrijwilligers en gaan zoeken naar mensen die geïnteresseerd zouden zijn om mee te werken aan het project, op basis van hun uitlatingen in het verleden. We houden het heel goed bij als er een vrijwilliger aangeeft dat hij of zij de ene of de andere taak wel zou zien zitten om te volbrengen, of als een vrijwilliger graag eens een bepaald soort project zou willen organiseren of eraan zou willen meewerken. We bekijken dan voor welke activiteit wie we kunnen aanspreken. Het vergt wel heel wat initiatief van de persoon die coördineert, want diegene moet de mensen dan persoonlijk gaan vragen of ze willen meewerken aan een project.

We hebben wel bewust gekozen om projectmatig te werken. De vrijwilliger van vandaag de dag is niet meer geïnteresseerd om (bestuurs)lid voor het leven te worden. Als we de mensen aanspreken, kaderen we altijd heel specifiek welk soort project het wordt, voor welke periode en voor welke taak dat we medewerking zoeken. Zodat mensen zich niet te gebonden voelen en niet met de schrik zitten om ja te zeggen, want vrijwilligers hebben schrik om ja te zeggen wanneer het uitzichtloos wordt. Het is van belang om goed te omschrijven wat er verwacht wordt en voor hoelang. We merken dat we op die manier heel wat mensen enthousiasmeren voor beperkte projecten. Het vereist wel dat je de vrijwilligers persoonlijk aanspreekt, want een advertentie plaatsen dezer dagen heeft weinig zin. Soms kennen de enthousiaste vrijwilligers dan nog andere personen binnen hun eigen netwerk die ook geschikt en geïnteresseerd zouden kunnen zijn om mee te werken. Er is zo vaak nog meer opkomst dan enkel je ‘bekende pool’ van vrijwilligers die hun medewerking al hadden aangeboden. Op die manier hebben we voor ons groot project rond de Erfgoeddag vorig jaar een 50-tal mensen kunnen verzamelen, en dit jaar toch ook meer dan 40 mensen.

Bij een eerste contact met vrijwilligers is het van belang om te vragen wat zij zelf zien in het project en om het project en de tijdsduur strikt te kaderen. Als dat binnen hun interessegebied valt, het concept zelf hun aanstaat en ze zien de periode van medewerking zitten, heb je een grote kans dat je een ja krijgt. We brengen de vrijwilligers daarna per werkgroep bij elkaar om verder het concept toe te lichten en voornamelijk ook om te vragen wat ze er zelf van vinden en hoe zij het zelf zouden invullen, zodat er ook een initiatief van henzelf kan komen. Op die manier verhoog je het enthousiasme alsmaar meer, want het project wordt zo ook van hen zelf. Als je dan eenmaal bezig bent en een opvolgingssamenkomst doet, zie je dat ze vaak zelfs veel meer invullen dan je zelf gehoopt had.

Dus is het belangrijk dat de kern dichtbij de vrijwilligers blijft en dat de contacten met de vrijwilligers op heel persoonlijk niveau worden onderhouden?

Inderdaad, zowel de persoonlijke benadering alsook de regelmatige benadering is belangrijk. Zorg dat de mensen regelmatig kunnen samenkomen en dat je vooral respect toont voor hun eigen ideeën. We vragen hen bepaalde dingen en kaderen dat ook maar we laten hen voornamelijk datgeen wat wij vragen zelf invullen op een zelfstandige manier. We moeten niet voor alles een goedkeuring geven, binnen het kader dat we geschetst hebben, “doe maar!” en dat levert heel veel enthousiasme op.

En ik denk dat dat enthousiasme ook echt overkomt bij de bezoekers van het project.

Zeker en vast! De vrijwilligers brengen dat enthousiasme over en op die manier trek je ook nieuwe mensen aan die dat zien en denken ‘dat wil ik ook’. Zo breiden we, sinds we gestart zijn eind 2020, steeds onze pool van vrijwilligers weer uit. Door wat te ondernemen, trek je altijd nieuwe vrijwilligers aan.

Welke projecten organiseren jullie zoal met die vrijwilligers?

We hebben al een aantal projecten gedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan een fietstocht rond het thema ‘Zutendaal in de Tweede Wereldoorlog’. We zijn drie jaar geleden gestart met het jaarlijks verkiezen van een erfgoedboom, waarvoor we dit jaar ook de medewerking hebben gekregen van Natuurpunt, de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED), het Regionaal Landschap Kempen en Maasland (RLKM) en de gemeente van Zutendaal. We organiseren nu voor het tweede jaar een evenement rond Erfgoeddag en we richten ons daarbij naar alle kinderen van de Zutendaalse scholen, die in totaal 470 leerlingen tellen. Dit jaar schoof FARO voor de invulling van de Erfgoeddag het thema ‘beestig’ naar voor en daarmee zijn we aan de slag gegaan. We zijn op zoek gegaan naar iemand die daarrond een mooi project kon uitschrijven, toevallig of niet toevallig werd dat dezelfde persoon als vorig jaar. Hij is zich in september beginnen inlezen, rond de feestdagen was zijn ei gelegd en konden we op zoek gaan naar vrijwilligers om het project in te vullen. Het project draaide rond een bezoek aan de bioboerderij, met verhalen op een drietal zolders, in de schuur en in het stro. We proberen daarmee de kinderen een fantasierijke maar ook leerrijke en boeiende culturele uitstap aan te rijken. We hebben daarvoor verschillende vrijwilligers gevonden die met de muziek bezig zijn, met dialect bezig zijn, klusjes willen opknappen of rondleidingen willen geven op de boerderij enzovoort. We proberen ook met vrijwilligers als acteurs een bepaalde sfeer neer te zetten op de boerderij, zodat de kinderen worden getransporteerd naar de sfeer van het verleden.

Dat we ons, naast het verleden, ook richten naar het heden en de toekomst, werkt heel goed, zeker bij kinderen. We proberen het verleden te vergelijken met het heden en de toekomst. Hoe was het vroeger op het veld, hoe gaan we vandaag de dag om met de natuur en waar moeten we eigenlijk naartoe? Dat boeit ontzettend veel mensen en enthousiasmeert heel veel vrijwilligers om ook hun medewerking te verlenen.

Het project van vorig jaar stond in het kader van ‘Erfgoeddag maakt school’. Enkele vertellers gingen verhalen vertellen in de scholen, maar we gaven de kinderen ook de opdracht mee om zelf met hun ouders of grootouders te praten over hun schooltijd. Hadden zij een gelijkaardige klas? Kennen zij een digibord? Waarmee schreven zij? Of zelfs: hadden zij wel de mogelijkheid om naar school te gaan? Op die manier sloegen we een brug tussen de twee generaties. Na het project kregen we dan ook heel veel leuke reacties van bepaalde grootouders. En die verbindende factor gaf ons toch wel heel veel genoegdoening.

U heeft met uw vereniging het vormingstraject rond erfgoedvrijwilligers rekruteren en motiveren gevolgd. Wat heeft dat jullie bijgebracht?

Het vormingstraject kwam voor ons op een ideaal moment, namelijk tijdens covid. We konden op dat moment moeilijk met vrijwilligers werken. We hebben gedurende een vijftal teamsessies de opleiding gevolgd en dat werkte verruimend. Je zit daar met een diverse samenstelling aan vrijwilligers, namelijk mensen uit een museum, mensen uit een processie-organisatie … organisaties die op het eerste zich niet heel veel gemeen hebben, maar we hebben daar wel veel inspiratie kunnen opdoen, qua organisatie en activiteiten, om toch evenementen te kunnen organiseren met onze eigen vrijwilligers. Ik herinner mij de vijf V’s van het vrijwilligersbeleid, die we in een uitgave toegereikt kregen: vinden, verwelkomen, versterken, verbeteren en zelfs het vertrek van een vrijwilligers, met een aantal belangrijke aspecten die je toch wel in de gaten moet houden.

Heel erg bedankt, Armand!

Heeft deze aflevering jou geïnspireerd om ook een project op te zetten met je erfgoedorganisatie? Of misschien heb je al innovatief experiment op poten gezet. Laat het ons vooral weten. En wie weet zit jij wel in de volgende aflevering.

Anneleen Gabriels (stagiair bij Histories)

Copyright foto's: Soennes & Swaerdes

Jitse Taels – Familiekunde Vlaanderen (FV) Regio Diest

25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Jitse Taels!

U bent actief als vrijwilliger binnen de erfgoedgemeenschap genealogie: wat doet u binnen uw vereniging?

Ik maak vooral bewerkingen over de bewonersgeschiedenis van de gemeenten Varendonk, Veerle, Eindhout en Tessenderlo. Het doel is om een beeld te krijgen van hoe onze voorouders hier in de streek leefden of om verhuisbewegingen in kaart te brengen. Kortweg tracht ik het verhaal van onze voorouders in de streek te doen herleven. Vervolgens heb ik ook een website uitgebouwd voor de vereniging, waarop er een klein deel van ons archief digitaal beschikbaar is gesteld voor leden.  In 2019 heb ik in het Rijksarchief van Hasselt mijn eerste boek voorgesteld, genaamd ‘De Kiezerslijsten van Tessenderlo 1895-1915’. Momenteel leg ik de laatste hand aan mijn bewerking van ‘Varendonk 1816-1970’.

Wanneer en waarom bent u gestart als vrijwilliger binnen Familiekunde Vlaanderen Regio Diest? 

Ik ben er zo een 4 jaar geleden ingerold, toen ik naar een tentoonstelling van Martin Mondelaers, de voorzitter van de vereniging, ging kijken. Wij zitten trouwens ook met een gemeenschappelijke voorouder langs mijn moederszijde, genaamd Andreas Doupagne. Martin was in het verleden al eens in contact gekomen met onze familie, waardoor hij geen onbekende was. Vervolgens heeft hij mij een aantal tips gegeven en heeft hij mij meegenomen naar het stadsarchief van Diest. Sindsdien heeft de erfgoedmicrobe mij te pakken.

Waarom is het volgens u belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals u zijn die zich engageren inzake familiekunde?

Het is belangrijk dat we het verleden kunnen vastleggen en dat alles bewaard kan blijven. Dit kost heel wat tijd en dat werk gebeurt natuurlijk niet vanzelf.

Waarom is de werking van een familiekundige vereniging  zo belangrijk en wat maakt het vrijwilligerswerk er zo bijzonder?

Ik denk persoonlijk dat het belangrijk is dat we het verhaal van onze voorouders kunnen vastleggen. Door te weten welke tegenslagen zij kenden, kunnen we ook leren van hun fouten. Het vrijwilligerswerk is zo bijzonder omdat je, door het verleden van een bepaalde streek te leren kennen, altijd wel iets nieuws komt te weten waar je soms wel eens verbaasd van kunt zijn.  Ik vind het vooral ook interessant om te weten wie onze voorouders waren en wat er zich hier in de streek afspeelde. Op die manier kunnen we dan ook verbanden tussen personen leggen.

Welke anekdote/ervaring zal u altijd bijblijven?

Mijn ontdekking van een rechtstreekse voorouder van mij, genaamd Petrus Thaels. Hij was een onechte zoon van Maria Catharina Taels en gedoopt was in Veerle. In zijn doopakte werd de vader ook vermeld, Joannes Heeren. Ik heb drie jaar lang gedacht dat iemand uit Duitsland of Luxemburg ging zijn. Na die drie jaar bleek echter dat dat gewoon een Joannes Heeren uit Tessenderlo was.

Bedankt voor dit interview!

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol,

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol, vertelt hoe je ervoor zorgt dat de gemeente je gekke initiatieven waardeert

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol, vertelt hoe je ervoor zorgt dat de gemeente je gekke initiatieven waardeert

Jo Lommelen, voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol,

Jo Lommelen is voorzitter van de Kamer van Heemkunde van Mol. Zijn vereniging werkt heel nauw samen met de gemeente: ze delen zelfs een deel van het gebouw met het gemeentearchief! Benieuwd hoe zij hun gekke ideeën werkelijkheid zien worden met de steun van de gemeente? Lees dan snel verder.

We spreken jou uiteindelijk zonder de archivaris van Mol, maar eigenlijk had je hem er graag bij gehad?

Wij hebben geen geheimen voor de gemeente. De samenwerking is zeer goed. De archivaris is zelfs lid van onze raad van bestuur net zoals de verantwoordelijke schepen, mét stemrecht.

Jullie werking lijkt heel hard vervlochten met elkaar.

Wij zitten in hetzelfde gebouw. Onze collecties lopen door elkaar. We weten niet meer wat van wie is. In onze statuten staat dan ook dat onze collectie naar de gemeente gaat, mochten we ophouden te bestaan. Intussen komen nieuwe schenkingen die binnenkomen meteen op naam van de gemeente. Het belangrijkste is dat het erfgoed bewaard blijft.

Hoe komt het dat jullie zo’n sterke positie hebben ten opzichte van het archief?

Volgend jaar bestaat de heemkundige kring vijftig jaar. Wij zijn veel ouder dan het archief van Mol. Het is zelfs dankzij de heemkundige kring dat er een gemeentelijk archief is ontstaan. Onze eerste voorzitter had heel goede banden met de toenmalige rijksarchivaris en hij heeft ervoor gezorgd dat het oude archief van Mol, Balen en Dessel – vooral pre-Napoleon – terug naar Mol is gekomen. De gemeente moest dan wel een archivaris in dienst nemen. Diezelfde voorzitter is toen parttime archivaris geworden.

En werken jullie ook echt samen met het archief?

Op donderdag zijn al de diensten van de gemeente open tot 19u. Dus dan zijn wij ook altijd daar. We vangen heel veel mensen op die met specifieke vragen komen. Vragen die binnenkomen rond genealogie, worden meteen naar mij gestuurd want ik ben daar al 40 jaar mee bezig. Wij helpen ook voor een stuk bij het archiefwerk. Daarvoor hebben we expertise in huis. Er is bijvoorbeeld een vrijwilliger die een krak is op het gebied van fotografie en een IT’er die een krak is op het gebied van fotobewerking. Die mensen steken daar met hart en ziel hun tijd in. Tijd die de medewerkers van het archief niet op overschot hebben.

Jullie weten wat jullie aan elkaar hebben?

Onze vrijwilligers brengen allemaal hun expertise binnen.

Herstelling waterrad

Het personeel zorgt dat het archief heel mooi op orde blijft en toegankelijk is. Maar een archivaris moet niet kunnen metselen of verstand hebben van windmolens of bakovens. Onze vrijwilligers brengen allemaal hun expertise binnen. Zelf ben ik de handige Harry in huis. Ik heb opnieuw een rad gehangen aan de oude watermolen van Mol. Aan de windmolen Ezaart hebben we een broodoven van 1m90 diep gezet. Het wolwashuisje, een laatste restant van de Molse wolindustrie, heb ik gerestaureerd samen met  vzw KEMP. Ook het pesthuisje in Postel, dat gebeurde in samenwerking met mijn vroegere werkgever. Ik werkte tot drie jaar geleden als opvoeder in de gemeenschapsinstelling van Mol en één dag per week nam ik één van die gasten mee buiten de instelling. In plaats van hen in het atelier een muurtje te laten metsen, ging ik daar écht mee metselen. Maar er zijn bij ons ook vrijwilligers die een totaal andere inbreng hebben. Dat verrijkt de werking van het archief.

En krijg je er veel waardering voor?

Het gemeentebestuur apprecieert ons enorm. Waar ze in het archief op papier mee bezig zijn, brengen wij in beeld. Ze waarderen onze gekke initiatieven.

Het gemeentebestuur apprecieert ons enorm. Waar ze in het archief op papier mee bezig zijn, brengen wij in beeld. Ze waarderen onze gekke initiatieven. Zo gaan we, naar aanleiding van de restauratie van het gemeentehuis, een tentoonstelling organiseren. In Mol hebben we een gemeentehuis van in 1804, zo nog echt één van Napoleon, knal voor de kerk. In mei ‘24 is de restauratie klaar. We richten er een tentoonstelling over in, waar we dan mee kunnen uitpakken. De toeristische dienst springt hier graag op, maar wij komen bij die activiteiten natuurlijk ook zelf in beeld.

Het gemeentebestuur heeft veel aan jullie. Hebben jullie ook veel aan het bestuur?

Wij trekken het gemeentebestuur mee in ons enthousiasme en krijgen op die manier wat we willen. Wij brengen de expertise binnen waarmee we buiten de lijntjes kunnen kleuren.

Het bouwen van een bakover

Wij trekken het gemeentebestuur mee in ons enthousiasme en krijgen op die manier wat we willen. Wij brengen de expertise binnen waarmee we buiten de lijntjes kunnen kleuren. De gemeente betaalt, dus het mes snijdt langs twee kanten. Ik laat de schepen heel graag dat lintje doorknippen. Die is dan zo blij als iets, maar dat mag hé. Intussen staat er wel een authentiek bakhuis aan de windmolen van Ezaart.

Wij hebben ook nog nooit huur betaald. We mogen gebruik maken van de lokalen van het archief.

De samenwerking zorgt er ook voor dat deuren naar externe partijen voor ons opengaan. In 2016 hadden we met de heemkring een tentoonstelling over de vluchtelingen die richting Uden trokken. Toen we daarvoor opzoekingen deden bij het Brabants Historisch Informatie Centrum in ‘s-Hertogenbosch is onze toenmalige archivaris meegegaan. Zo iemand officieel bijhebben maakte indruk. En in 2018 wilden we een tentoonstelling houden over de Brocqueville, de minister van Oorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog, een Mollenaar. Daar konden we natuurlijk alleen in Mol mee uitpakken. Zijn kleinzoon die op het kasteel woonde was lid van onze vzw. Wij dus – de archivaris en ik – naar dat kasteel. De tentoonstelling op het kasteel dat we ter beschikking kregen, werd een gigantisch succes. De mensen wilden het kasteel graag eens vanbinnen zien.

Zijn er nog dingen die belangrijk zijn om succes te hebben als erfgoedvereniging?

Wij hebben geen ego’s binnen onze kring. We schrijven onze artikels en boeken allemaal onder de vlag van de vzw. Zelfs onze archivaris en één van de vaste archiefmedewerkers, die prachtige boeken schrijven, geven hun boeken uit via de heemkundige kring. Niemand van ons gaat dus met de pluimen lopen.

Twee jaar geleden kwam er een gepensioneerde onderwijzer van de gemeente Mol naar mij. Hij was van kleins af aan gefascineerd door een tramlijn die vroeger van Turnhout naar Zichem reed en Mol passeerde. Hij wou er een boek over schrijven. Als heemkring hebben we hem daarbij geholpen. We hebben ook samen met die man een tentoonstelling over de tram uit de grond gestampt. Gigantisch succes! Meer dan duizend bezoekers gehad. Dat was niemand van ons bestuur hé, maar we hebben hem wel geholpen. Het boek is door ons uitgegeven. We hebben er ons broek aan gescheurd, maar dat is niet erg. Zo’n mensen moet je direct bij de kraag pakken. Het is een prachtig nostalgisch naslagwerk geworden over de tram in Mol.

Is er nog iets dat jullie succes kan verklaren?

Ik heb een kop die heel gemakkelijk verkoopt en herkenbaar is. Maar goed, daar kan ik niets aan doen. Ik ben de Heemkring niet. Dat zijn wij allemaal samen. Maar ik ben wel dikwijls het uithangbord. De fotograaf van de gazet zet graag mijne kop in de krant. Heeft dat te maken met mijn uiterlijk? Dat kan hé. Maar of andere erfgoedverenigingen dit als tip kunnen gebruiken? Wie weet.

Zijn er ook dingen waar je niet genoeg invloed over hebt?

De oude gebouwen van de Gemeenschapsinstelling van Mol, daar zit de kunstacademie nu in. Dat is een prachtige site. Daar zou plaats kunnen zijn voor de collectie van het Torenmuseum dat recent weg moest uit het gemeentehuis. Maar dat krijgen we er nog niet door.

Verder … Wij moeten verhuizen. Wij zitten nu boven het archief en we moeten naar beneden. We hebben tegen de architect gezegd dat we niet verhuizen zonder de oude schepentafel van de gemeente Mol die we bewaren of zonder onze boekencollectie. En we hebben er onze eisen allemaal doorgekregen. Omdat ze weten dat wij recht van spreken hebben.

Wat is je ultieme tip voor andere erfgoedverenigingen?

Werking binnen de Kamer van Heemkunde van Mol.

Zorg dat je een heel zichtbare meerwaarde kan geven aan de gemeente. En zoek mensen bij elkaar met uiteenlopende interesses en vaardigheden. Soms krijg je iemand die zich aanbiedt als vrijwilliger. Maar soms moet je er ook zelf naar op zoek. Zo hebben we het gepresteerd dat twee van onze vrijwilligers, bestuursleden, bezig zijn met de historische perceelstudie van de gemeente Mol. Een van hen heeft altijd op een notariaat gewerkt, dus die weet waar hij mee bezig is. En onze laatste aanwinst is een dame die altijd in het onderwijs heeft gestaan. Die is nu bezig met de Franse periode uit te spitten. Mensen die in het onderwijs gestaan hebben zijn vaak punctueel. Ja, dat is plezant. Zoek mensen die aanvullende expertise hebben en niet alleen aanvullend op elkaar, maar ook bijvoorbeeld op het archief. En zorg dat je er zichtbaar mee wordt. En nog iets: durf initiatief nemen, hoe gek het ook mag zijn.

Wil je meer te weten komen over hoe ook jouw gekke ideeën gewaardeerd kunnen worden door je gemeente? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding. 

Julien Maebe – Reuzen in Vlaanderen Limburg

25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Julien Maebe!

Als vrijwilliger bij RIV Limburg ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?

Ik ben of werd niet van de weeromstuit een “erfgoedvrijwilliger”.  Dat woord werd trouwens slechts een paar jaren geleden gelanceerd op een cursus terzake. Maar, als een mens zich een beetje aan alles interesseert en een nogal brede kijk op de wereld handhaaft dan val je per ongeluk hier of daar bij een infovergadering of een open deur in een schuif die u dadelijk omzwachtelt als een cocon van een zijderups.  Je zet je dan in voor een oprichtingsvergadering, ronselt enkele mensen van goede wil, en voor je er oog in hebt ben je voorzitter van een Dorpsraad, of een Dorpstuintjesgroep of ben je bestuurslid van Reuzen in Vlaanderen Limburg. Omdat, naast tal van onderwerpen, Reuzen mij ook interesseren, en er twee reuzen verloren bleken in ons dorp Heusden, ben ik op zoek gegaan naar de resten en zo rol je dan van “’t een in ‘t ander”. En na een zekere tijd ben je dan plots erfgoedvrijwilliger. Een onbetaalbaar knelpuntberoep.

Waarom is een mens dus GRAAG erfgoedvrijwilliger? Omdat naar mijn ervaring men die dienst aan de gemeenschap opneemt uit passie voor een onderwerp. Omdat men zich in dat thema verdiept. Omdat men daar, als men na opzoeking en veel vallen en opstaan, er uiteindelijk een voldoening en een inzicht uithaalt, en dan in een volgend stadium ervan overtuigd geraakt dat het verworvene, de kennis en het patrimonium niet mag verloren gaan en men het wil borgen en veiligstellen voor de mensen na ons.

Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jij zijn die zich engageren binnen organisaties als de jouwe?

In een wereld waarin professionalisering vaak de bovenhand neemt is de rol van vrijwilligers in de erfgoedsector nog altijd van onschatbare waarde. Vergelijk het met de voetbalwereld, daarin is in de Voetbalbond belangrijk maar waar zouden ze zijn zonder de mensen die de truitjes wassen, aan de zijlijn staan om te supporteren of de lijnen te trekken, om nog maar te zwijgen van de vele vrijwilligers die de jeugd trainen?

Als erfgoedvrijwilligers zijn wij op dezelfde manier op het (werk)veld gepositioneerd. Proberen de Reuzengilden uit het Covid moeras te halen, hen inspireren om het Immaterieel Cultureel erfgoed te blijven promoten, maar ook hen helpen bij de dagdagelijkse beslommeringen die het erfgoedbeheer inhoudt en zoveel andere vragen proberen te beantwoorden is een taak die de erfgoedbeheerder-vrijwilliger zich met passie en onbaatzuchtig voor inzet. Bijvoorbeeld: de hand van de reus is stuk, waar kan je die niet te kostelijk laten herstellen? Een onbetaalbaar bedrijfskapitaal. Een kapitaal dat we dringend moeten verjongen.

Bedankt voor dit interview!

Karel Govaerts – Gevangenismuseum te Merksplas

25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Karel Govaerts!

Karel, je bent als vrijwilliger secretaris in het Gevangenismuseum te Merksplas: wat doe je binnen die vereniging?

Samen met andere collega’s vormen wij een mooie groep van enthousiaste vrijwilligers, die vol vuur meewerken aan het uitdragen van het boeiende verhaal van het Gevangenismuseum te Merksplas. Als erfgoedvrijwilligers werken wij mee aan een uniek verhaal.

Als vrijwilliger in het Gevangenismuseum ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?

Ons verhaal is uniek omdat we het verhaal van de landlopers in situ vertellen, dus op de plaats waar de landlopers zelf nog verbleven, waar ze werkten in de Grote Hoeve, de akkers en de velden of in één van de twintig ateliers, waar ze de dreven proper hielden, waar ze meehielpen bij andere onderhoudswerken.

Ons verhaal is daarenboven tevens uniek omdat het op lokaal vlak een deel is van het grotere geheel, waar verhalen worden verteld door de gidsen van het landlopersdomein in Merksplas en Wortel, beiden 600 ha groot, en in het Bezoekerscentrum. Naast het Gevangenismuseum is er nog een ruim toeristisch aanbod: wandelen en fietsen in de dreven, bezoek aan de Plantentuin, de Cyclocross, de ruiterijdagen, de acties van Moved to Help, de themawandelingen ter herdenking van de bevrijding van Merksplas (WO2), brasserie Colony7, enz.

Ons verhaal is ook uniek in België omdat het landlopersverhaal een deel is van de geschiedenis van het Belgisch gevangeniswezen. In het Gevangenismuseum vertellen wij het verhaal van de straffen en strafuitvoering vanaf de middeleeuwen tot heden.

Ons verhaal is ten slotte ook uniek omdat dit deel uitmaakt van gelijkaardige verhalen van landloperskolonies in Drenthe. Met de zeven landloperskolonies van België en Nederland samen werd trouwens een aanvraag gedaan tot erkenning als werelderfgoed bij Unesco.

Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jij zijn die zich engageren bij lokale musea?

In feite is het zo dat alle lokale erfgoedvrijwilligers een belangrijke taak vervullen. De activiteiten die bij elke erfgoedwerking weerkeren, zijn: verzamelen, inventariseren, conserveren, onderzoeken en ontsluiten. Dit kan je verdelen in twee blokken:

1) Bij het verzamelen, inventariseren en conserveren ligt de nadruk op enkelvoudige voorwerpen en documenten. Bij elk voorwerp, elk document hoort een verhaal. In veel lokale musea vinden we dit terug in het oude schoolklasje, het oude winkeltje, enz.

2) Bij het onderzoeken wordt hieraan informatie toegevoegd. Hierdoor ligt de focus eerder op het verhaal dan op de voorwerpen. Het verhaal wordt dan versterkt door de voorwerpen en documenten. Door het ontsluiten van deze verhalen (boek, tento, enz.) voegt men informatie toe op een hoger niveau, bv. op cultureel, sociologisch, geografisch vlak, enz. En dat levert ook een meerwaarde voor de bezoeker, want hij/zij wil op een aangename wijze iets bijleren…

Karel Govaerts bij de Graanschuur. (foto Dirk Raeymaekers)

Bedankt voor dit interview!

Karel Govaerts van het Gevangenismuseum van Merksplas

Karel van het Gevangenismuseum in Merksplas vertelt hoe ze hun waardevol erfgoed beschermen

Karel van het Gevangenismuseum in Merksplas vertelt hoe ze hun waardevol erfgoed beschermen

We gingen in gesprek met Karel Govaerts, secretaris van het Gevangenismuseum in Merksplas. Hij deelt zijn ervaringen in de strijd van het museum voor het behoud en de bescherming van Merksplas-Kolonie.

Hoe hebben jullie ervoor gezorgd dat het Gevangenismuseum haar plaats verzekerde op het domein van Merksplas-Kolonie? Hoe zijn jullie van start gegaan?

Karel Govaerts van het Gevangenismuseum van Merksplas

Met ‘de voetmars op Wortel-Kolonie’ in 1995, een protestwandeling voor het behoud van het erfgoed, plaatste vzw Convent uit Hoogstraten het waardevolle erfgoed een eerste keer in de kijker. Aansluitend hielden we een debat waarop belangrijke politici waren uitgenodigd. Dit zorgde voor een breed draagvlak, zowel bij de lokale bevolking als bij diverse overheden. Het lobbywerk beperkte zich niet tot het lokale niveau. Van in het begin waren politici uit de nationale politiek, zoals Vlaams minister-president Luc Van den Brande, aanwezig tijdens publieksactiviteiten. Daar is voor de overheden de klik gekomen: dit mag niet verloren gaan. Vanaf dan is men afgestapt van het idee om op het domein gebouwen te zetten en wou men het landschap beschermen. Uiteindelijk is die bescherming gerealiseerd in 1999. Op provinciaal niveau leidde de ijver voor het beschermen van Merksplas-Kolonie en Wortel-Kolonie tot de oprichting van Kempens Landschap, dat intussen veel domeinen in de provincie Antwerpen onder de hoede heeft.

Je vertelde net hoe jullie draagvlak gecreëerd hebben op politiek vlak. Hoe hebben jullie draagvlak gecreëerd bij de lokale bevolking?

Om te weten te komen of er voor zo’n verhaal belangstelling was, namen we deel aan de Open Monumentendagen van 1998. We organiseerden een tentoonstelling en gegidste wandelingen. We maakten er veel tamtam rond: we lieten een lintje knippen door Gisleen Van Belle, de directeur-generaal van het gevangeniswezen, en de minister-president van Vlaanderen, Luc Van den Brande. Op twee dagen tijd kregen we 2000 bezoekers over de vloer. Daarnaast boden er zich ook 25 mensen aan die wilden meewerken. Sindsdien organiseren we jaarlijks een tijdelijke tentoonstelling met een andere invalshoek om de interesse van het publiek rond het thema vrijheidsberoving hoog te houden.

“Jaarlijks organiseren we een tijdelijke tentoonstelling met een andere invalshoek om de interesse van het publiek rond het thema vrijheidsberoving hoog te houden.”

Hoe ging het verder na de mars op Wortel-kolonie en de Open Monumentendag in 1998?

Activiteit voor kinderen in het Gevangenismuseum in Merksplas

We gingen proactief te werk. Het Gevangenismuseum dacht meteen op langere termijn, stelde zich cruciale vragen over volgende stappen en was zich telkens bewust van eventuele gevolgen. Toen we het museum oprichtten, kozen we er bewust voor om met jaarlijkse tentoonstellingen te beginnen. Want zolang er restauraties liepen gingen we geen definitief onderkomen hebben, en een plek inrichten en er dan uitvliegen zagen we ook niet echt zitten. Wachten met een tentoonstelling tot na de restauratie was dan weer geen optie, want dan wisten de mensen niet meer dat wij met een Gevangenismuseum wilden beginnen. Wat vaststond was dat de rode draad door die jaarlijkse tentoonstellingen vrijheidsberoving zou zijn. Maar als we voor de eerste tentoonstelling al meteen gingen kiezen om over de landlopers van Merksplas te praten, ja, dan hingen we vast aan dat thema. Dan verwacht men dat het Gevangenismuseum alleen maar vertelt over de landlopers van Merksplas. Eigenlijk zagen we dat veel ruimer, we wilden er een Belgisch verhaal van maken.

Waarom kozen jullie ervoor om een Belgisch verhaal te vertellen?

Het thema vrijheidsberoving is bij uitstek een maatschappelijk relevant thema. Het raakt aan een grondrecht dat ingeperkt wordt indien de maatschappelijke orde in gevaar is en hersteld moet worden. Het museum wil meer vertellen dan de geschiedenis van de landlopers, het wil ook het verhaal van het gevangeniswezen in België belichten. Daarvoor werd in gesprek gegaan met Justitie.

Ons doel? Een nieuwe insteek belichten over moderne en alternatieve vormen van straffen, de effecten van detentie, de fundamentele bedoeling van bestraffing en vormen van bestraffing, … Alternatieve straffen komen in ons huidig museumverhaal eigenlijk nu nog niet voldoende aan bod, maar in het nieuwe verhaal gaan we dat wel doen. Vandaar dat we ook relaties zijn gaan opbouwen met het Agentschap van Justitie en Handhaving. Wij hebben in voorbereiding op ons nieuw museum een denkdag georganiseerd. Dan zijn we op Vlaams niveau gaan kijken naar wie de topexperts zijn die ons daarbij kunnen helpen.

Wij hebben in voorbereiding op ons nieuw museum een denkdag georganiseerd. Dan zijn we op Vlaams niveau gaan kijken naar wie de topexperts zijn die ons daarbij kunnen helpen.

Dit klinkt allemaal erg doordacht. Hadden jullie hulp van buitenaf? Hoe hebben jullie je expertise opgebouwd?

Het museum raadpleegde verschillende specialisten en bezocht andere musea om de eigen expertise te vergroten. Eerst bezochten we het Nationaal Gevangenismuseum in de Kolonie van Weldadigheid in Veenhuizen (Nederland). We vonden dat destijds niet zo’n goed voorbeeld, maar daaruit konden we wel veel leren. Omdat we een Belgisch verhaal over het gevangeniswezen wilden vertellen en inhoudelijk advies nodig hadden, zijn we ook meermaals gaan praten met de opeenvolgende ministers van justitie. Om meer te weten te komen over alternatieve strafuitvoering hebben we bijvoorbeeld werkrelaties opgebouwd met Vlaamse topexperts zoals Paul Drossens, rijksarchivaris in Gent en gespecialiseerd in justitie, en Eric Maes, doctor in de criminologische wetenschappen en verbonden aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. We zijn ook gaan praten met Tom Goossen, directeur van de justitiehuizen in Turnhout en Mechelen. Expertise komt hier ook van onze eigen vrijwilligers. Daar zitten veel oud-cipiers en hun familie bij.

Personen die in een gevangenis zitten, zijn vaak mensen die afwijkend gedrag vertonen. Daarom gingen we op zoek naar de wetenschappelijke denkers die zich verdiepten in deze materie. Zo kwamen we terecht bij het Museum Dr. Guislain in Gent. We voelden het meteen: we zaten op dezelfde golflengte. De ondersteuning van het Museum Dr. Guislain beperkte zich niet alleen tot het inhoudelijke, maar was ook van logistieke aard. Al die vitrinekasten die hier staan, die hebben wij van hen gekregen.

Je vertelt dat jullie bij verschillende andere instellingen zijn gaan aankloppen voor expertise. Hebben jullie ook samengewerkt met andere instellingen?

“Via samenwerking met diverse lokale partners zoals Natuurpunt, Wortel en de Gidsengroep Merksplas zorgden we voor lokale verankering en daardoor is dit museum niet zomaar naar een andere regio over te plaatsen.”

Het museum koos ervoor om niet enkel het verhaal van de strafuitvoering te vertellen, maar via samenwerking met diverse lokale partners zoals Natuurpunt, Wortel en de Gidsengroep Merksplas zorgden we voor lokale verankering en daardoor is dit museum niet zomaar naar een andere regio over te plaatsen. Het werd een uniek verhaal op een unieke locatie. In de marketing heet dat een Unique Selling Point. Hierdoor kan het museum niet zomaar naar een andere regio verplaatst worden. Het werd ook makkelijker om verbinding te vinden bij verschillende (toeristische) diensten van de omgeving. Wij zeggen zelf altijd: “De verhalen druipen hier van de bomen.”

En als je nu één tip moet geven aan andere erfgoedvrijwilligers, wat zou die zijn?

Samenwerken is de sleutel tot succes. Zonder de samenwerking met diverse diensten, politieke niveaus en experten (zowel intern als extern) zou het er vandaag helemaal anders uitzien. We hadden ook altijd een goede verstandhouding met het lokale bestuur. Als je als vrijwilligersorganisatie een initiatief wil opzetten waarbij je ondersteuning of financiering nodig hebt, dan moet je jezelf altijd de vraag stellen: ‘Hoe wordt de sponsor of subsidiegever er zelf beter van?’ Zodat het een win-winsituatie wordt.

Wil je meer te weten komen over hoe je draagvlak creëert voor jouw erfgoed? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding. 

Luk Indesteege – Limburg Volkskundig Genootschap

25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Luk Indesteege!

Luk, je bent actief als vrijwilliger bij het Limburgs Volkskundig Genootschap (LVG): wat doe je binnen die vereniging?

Wij, de leden van LVG, inventariseren en documenteren actuele volksgebruiken in Limburg. We verzamelen deze info op onze website . We geven ook info, lezingen, lessen enz… over de verzamelde informatie. Ik heb binnen LVG de rol van voorzitter.

Wanneer en waarom ben gestart als vrijwilliger bij het Limburgs Volkskundig Genootschap? 

In een lessenreeks over volkskunde ontmoette ik Mathieu Driessen, de vroegere voorzitter en stichter van LVG. Dat was in 1985. Hij overtuigde mij om lid te worden, en 10 jaar later kon hij mij overhalen om het voorzitterschap over te nemen…

Als vrijwilliger bij het Limburgs Volkskundig Genootschap bent u een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom bent u graag erfgoedvrijwilliger? En wat maakt het vrijwilligerswerk er zo bijzonder?

Ik speel al 50 jaar traditionele muziek en de context ervan heeft mij altijd geïnteresseerd. Zo geraakte ik geboeid door allerlei oude en nieuwe gebruiken, waarbij ik al snel leerde dat tradities evolueren met de tijd en steeds nieuwe vormen aannemen, ofwel verdwijnen in archiefkasten en musea. Erfgoed is boeiend en je komt via erfgoed met veel mensen in contact, bijna altijd in prettige omstandigheden. Het lokale aspect geeft kleur aan de verschillen, het ondersteunt de persoonlijke identiteit. Bovendien is het ‘Limburggevoel’ niet te onderschatten. Ook zonder Tom Waes hebben wij in Limburg voldoende om de interesse en zelfs de jaloezie van anderen te wekken.

Waarom is de werking van het volkskundig genootschap zo belangrijk?

Het is van belang om de evoluties in de volkscultuur te documenteren en om niet enkel te kijken naar het verleden. (Immaterieel) erfgoed is waardevol, het helpt ons om onze identiteit te vormen en te tonen. Dat identiteitsaspect is belangrijk om zinvol en aangenaam te kunnen leven.

Welke anekdote/ervaring zal je altijd bijblijven?

Het is moeilijk om één anekdote te kiezen. Maar een steeds terugkerende ervaring is: het enthousiasme, de gedrevenheid en fierheid waarmee traditiedragers hun eigen gebruiken beoefenen, uitvoeren, organiseren, voortzetten…

Bedankt voor dit interview!

Mario Raeymaekers – “Iedere vondst kan een verhaal vertellen”

25 februari tot en met 5 maart is het de Week van de Vrijwilliger. Hoog tijd om een aantal vrijwilligers achter de schermen van Histories in beeld te brengen en ze luidkeels te bedanken. Maak kennis met: Mario Raeymaekers!

Dag Mario, als metaaldetectorist ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’: waarom ben je graag erfgoedvrijwilliger?

Metaaldetectie is niet alleen maar op velden gaan zoeken naar vondsten. Belangrijk zijn ook het vooronderzoek en de zoektocht naar een interessant veld. Na het veldwerk, bij het opzoeken van wat de voorwerpen zijn die er gevonden zijn, kom je telkens boeiende mensen tegen. Je leert zo ook veel bij over je vondst en over de geschiedenis.

Door samen te werken met Onroerend Erfgoed, boeren, archiefmedewerkers en heemkringen probeer ik metaaldetectie op een hoger niveau te brengen. Ik raad iedere metaaldetectorist aan zich bij de plaatselijke heemkundige kring aan te sluiten.

Waarom is het volgens jou belangrijk dat er erfgoedvrijwilligers zoals jij zijn die zich engageren rond metaaldetectie?

Er wordt in Vlaanderen veel gevonden en achter iedere vondst zit een verhaal. Iedere vondst kan een verhaal vertellen. De plaatselijke heemkundige kring of erfgoedcel kan hier vaak veel mee doen. Dat verhaal vertellen is ook heel belangrijk, bijvoorbeeld voor een klas, zodat ook zij weten wat het belang kan zijn van de samenwerking en het lokaal onderzoek.

Bedankt voor dit interview!

Nancy Van Orle – “Ik heb na al die jaren nog evenveel zin om te gaan zoeken’

Benieuwd naar de ervaringen van andere metaaldetectoristen? Maak kennis met onze gesprekspartner Nancy Van Orle uit Mortsel!

Dag Nancy! Heel fijn dat je met ons in gesprek wilt gaan. Kan je je even voorstellen?

Ik ben Nancy, 59 jaar oud, en al veertien jaar zoek ik als metaaldetectoriste. Op het forum DVVL ben ik moderator van “beginnende zoekers” en “vers uit de vondstentas”. Ik ben ook vaste vrijwilliger van de Archeologische dienst Stad Antwerpen en hielp al bij verschillende opgravingen. Los daarvan loopt er reeds vier jaar een unieke samenwerking met een archeoloog. Sinds kort ben ik werkend lid van de Heemkundige Kring Mortsel en lid van EGMP (Europees genootschap Munten en Penningen).

Hoe ga je op het veld te werk?

Ik vraag altijd eerst toestemming – meestal mondeling – aan de grondbeheerder. Op het veld zelf volg ik mijn neus en ga van de ene kant naar de andere kant. Bij een nieuw veldje ga ik er eerst diagonaal over en doe ik de randen om een idee te krijgen wat het te bieden heeft.

Wat doe je met een gevonden voorwerp?

Ik probeer het te reinigen – vaak gewoon droog door het zand met een tandenstokertje te verwijderen. Daarna leg ik een laagje B72 paraloid over het object. Soms vind je muntjes die in heel slechte staat zijn door verzuring van bemesting op het veld. Ofwel probeer ik het zelf te determineren, ofwel vraag ik op fora wat het kan zijn.

Ik neem een foto van alle vondsten en dan geef ik het aan bij Onroerend Erfgoed. Soms is het vervelend dat er niet veel dagen tussen het vinden en het melden van de vondsten mogen zitten; je weet niet altijd meteen wat het voorwerp is of het is nog niet juist gereinigd. Ik vermeld dat ik het nog niet weet en vul dat later nog aan. Vondsten melden is heel belangrijk. Het is daardoor dat je de geschiedenis rijker kan maken en zelfs veranderen.

Bewaar je zelf je vondsten?

Voor de mooie vondsten heb ik een vitrinekastje. De rest zit in zakjes en doosjes. Die probeer ik per vondstdata, gemeente of straat te bewaren. Ik probeer het ensemble bij elkaar te houden. Ik leg mijn vondsten natuurlijk niet in een vochtige omgeving. Ik heb ook kleine zakjes silica gel. Een tiental Romeinse munten van mij worden nu professioneel gereinigd en gedetermineerd. Ik gebruik een speciale mousse en voeg een zakje tegen vocht toe om het te vervoeren zodat het in goede staat aankomt en terugkomt.

Als iemand mijn vondsten wil onderzoeken, dan vind ik ze ook heel vlug terug. Zo kwam er onlangs iemand die onderzoek doet naar Antwerpse pegels. Dat zijn stukken lood die in aardewerk werden geslagen waardoor de barman wist tot waar hij drank moest schenken, anders werd de klant bedrogen. Zo heb ik er verschillende liggen. Ik deel graag alle informatie die ik heb, omdat ik het ook leuk vind om meer te weten te komen van de onderzoeker.

Heb je tips voor iemand die aan metaaldetectie wilt beginnen?

Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van de regels. Er zijn mensen die nooit op fora komen en dus niet bereikt kunnen worden. De fora bevatten enorm veel expertise en kennis om mensen te helpen en te begeleiden. Elke vraag kan gesteld worden. Ik ben er zeker van dat ik in het begin zeer naïeve vragen stelde, maar kreeg steevast een vriendelijk antwoord. Ze moeten zeker ook hun erkenning aanvragen. En daarnaast: sluit de putjes goed, neem afval mee, vraag toestemming.

Wat maakt voor jou iemand tot bonafide detectorist?

De liefde voor geschiedenis is sowieso van belang. En dan: geduld hebben. Het is zoals bij vissers: je weet nooit wat je boven haalt. Je kan urenlang op een veld zoeken en niets vinden. Ik heb na al die jaren elke week nog evenveel zin om te gaan zoeken – zelfs als ik de weken ervoor niets heb gevonden. Transparantie op fora is belangrijk. Je moet ook een goed oog hebben. Je kent de vondsten in het begin helemaal niet. Gooi dus zeker niet te veel weg. Een beginneling had op een zoekdag een fibula tussen zijn ‘vondsten om weg te gooien’. Iemand merkte dat op toen die vroeg om eens te kijken wat hij had. Daarom geef ik een tip: steek je ‘rommel’ in een potje. Twee of drie jaar later weet je misschien wat het is en dan kan je beslissen om het wel of niet bij te houden.

Bedankt voor dit interview, Nancy!

Afbeelding van Herman Verschraegen, voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout

Ontdek waarom Herman Verschraegen, als voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout, elk jaar symbolisch de sleutel van zijn gemeente krijgt

Ontdek waarom Herman Verschraegen, als voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout, elk jaar symbolisch de sleutel van zijn gemeente krijgt

De Bloemencorso van Loenhout is een waar begrip in de regio. Ontdek in dit interview hoe voorzitter Herman Verschraegen samenwerkt met de gemeente om het evenement ieder jaar opnieuw op poten te zetten.

Kan je de geschiedenis van de Bloemencorso even schetsen?

Afbeelding van Herman Verschraegen, voorzitter van de Bloemencorso in Loenhout

De Bloemencorso is ontstaan in 1952. Dat gebeurde naar aanleiding van de inhuldiging van de nieuwe bestrating van de weg tussen Loenhout en Brecht. Ze hebben die geasfalteerd in ‘52. Een aantal zelfstandigen en neringdoeners van Loenhout kwamen met het idee om bebloemde wagentjes van het centrum van Brecht naar Loenhout te rijden. Ik denk dat de Bloemencorso toen niet heel die weg aflegde, want dat is een hele afstand, maar een stuk ervan. Dat kaderde een beetje in de traditie van wat in Nederland een aantal jaren ervoor was ontstaan met hun Bloemencorso’s. Wij zijn exact tien edities jonger dan de grote Bloemencorso van Zundert, hier vlak over de grens.

En wanneer ben jij in het verhaal gekomen?

Dat moet in ‘88-‘89 geweest zijn. Ik heb het voorzitterschap van mijn vader overgenomen.

Hoe is de Bloemencorso van Loenhout geëvolueerd?

Ik heb toen (in de jaren ’90, red.) het enorme geluk gehad dat een aantal jonge mensen, een van onze buurtschappen, een wagen hebben gemaakt. Sindsdien zijn we blijven groeien. We verwerken nu vier miljoen bloemen op dat weekend.

De Bloemencorso van Loenhout is lang redelijk beperkt geweest in wagenomvang en dat heeft te maken met bouwtechnieken. Vroeger waren die wagens allemaal getimmerd met hout. Er komt nu geen houten plank meer aan te pas. Nu mogen onze wagens zelfs niet meer groter worden, want anders kunnen ze de bochten niet meer pakken of kunnen ze niet meer door de straten rijden.

Corsowagen Per Alpes en winnaars 2023

Er zijn wel een aantal dipjes geweest. Ik herinner me toen ik voorzitter werd, zoveel jaar geleden, dat ik de venijnige vraag kreeg: “En gaat ‘m volgend jaar nog door?” We zaten in een dipje, begin jaren negentig. Toen hadden we het imago dat we oude gepensioneerde mannen waren die wat in elkaar steken. Ik heb toen het enorme geluk gehad dat een aantal jonge mensen, een van onze buurtschappen, zijn opgestaan en een wagen hebben gemaakt. Sindsdien zijn we blijven groeien. We verwerken nu vier miljoen bloemen op dat weekend.

We hebben later nog eens een periode gehad waarin het minder ging. We hebben bijna zeven jaar achter elkaar heel slecht weer gehad.

Was het probleem dat daardoor de inkomsten verdwenen? Of was het animo ook weg?

Het had niets met een gebrek aan enthousiasme te maken. Tijdens het jubileumjaar met de vijftigste Bloemencorso was het zo hard aan het regenen dat we ’s morgens tegen de mensen zeiden dat we niet gingen uitrijden. Die wagens zijn gemaakt van papier-maché dat rond een ijzeren geraamte wordt geplakt. Als het allemaal nat is, scheurt dat af. Dat was heel droevig. Er was een groot protest van de deelnemende wagens. We hebben  het parcours moeten inkorten en een kleinere toer gemaakt. Maar onze inkomsten… als het pijpenstelen regent, dan komt er geen volk kijken, hè?

Waren er ook hoogtepunten?

Met onze 65ste verjaardag hebben wij een jubileum gevierd, het Corso-bier laten brouwen en een persconferentie gegeven. Dat zijn hoogtepunten die we vanuit het bestuur organiseren om onze corso te promoten.

Je zei daarnet dat de toevallige deelname van enkele jongeren de Bloemencorso begin jaren ’90 gered heeft. Zetten jullie intussen ook actief in op de jeugd?

We zetten daar de laatste jaren inderdaad zeer bewust op in. Je moet die 10- tot 12-jarigen goesting doen krijgen. Het zijn zij die over tien jaar die wagens moeten bouwen. Als je geen instroom van de jeugd krijgt, is uw evenement ten dode opgeschreven.

We werken daarom samen met de scholen, ook in de omringende gemeenten, en tonen daar wat de Bloemencorso is. En in de paasvakantie geven wij een lascursus voor jongens en meisjes van 11 tot 13 jaar.

Hoe is de relatie met de gemeente? Hadden zij een rol in dat geheel?

De gemeente is trots op wat wij op straat brengen. We krijgen alle logistieke hulp die denkbaar is. Sinds een vijftal jaar overhandigt de burgemeester van Wuustwezel mij op vrijdagavond de sleutel van Loenhout om te zeggen: nu is Loenhout aan u.

Overgave symbolische sleuten van Loenhout

Wij krijgen heel veel steun van de gemeente. Wat wij vragen, krijgen wij, voor zover dat mogelijk is. We worden zeker niet tegengewerkt. Integendeel. De gemeente is trots op wat wij op straat brengen. We krijgen alle logistieke hulp die denkbaar is. Sinds een vijftal jaar overhandigt de burgemeester van Wuustwezel mij op vrijdagavond de sleutel van Loenhout om te zeggen: nu is Loenhout aan u. Symbolisch uiteraard.

Is dat altijd zo geweest?

Ja. In 1977 zijn de gemeenten Loenhout en Wuustwezel gefusioneerd. De eerste burgemeester van Wuustwezel was degene die daarvoor burgemeester van Loenhout was. Die heeft in Wuustwezel altijd een beetje het verwijt gekregen dat hij te veel burgemeester was van Loenhout. Hij was ook doordesemd van de Bloemencorso.

Op welke manier hou je die relatie met de gemeente levend?

Wij hebben een aantal vergaderingen voor de corso. Dat noemen wij het Veiligheidscomité. We zitten dan samen met de brandweer, met de politie en met het gemeentebestuur. Daar overlopen we wat het jaar ervoor minder goed of net heel goed is gegaan, wat de pijnpunten zijn, enzovoort. Heel het politiereglement voor het evenement wordt samen met ons doorgesproken. Wanneer willen we dat de straten worden afgesloten, waar gaan de parkings zijn, hoe moeten de mensen omgeleid worden? Hoeveel politiemensen wil je en waar moeten die staan? Dat is altijd in samenspraak.

De Bloemencorso wordt gedragen in het dorp, dat is duidelijk. Maar dat is natuurlijk niet bij álle erfgoedverenigingen zo.

Bloemensteken Bloemencorso Loenhout

De Bloemencorso is de mayonaise van Loenhout. 75% van de inwoners van Loenhout is betrokken tijdens het bloemensteek-weekend en dan is het bij elk buurtschap een groot feest. Op de vrijdagavond voor de corso komen de vrachtwagens met verse bloemen aan. Het feest begint met een ontbijt zaterdagmorgen. Per buurtschap zit er minimum 90 tot 300 man om al die bloemen stuk voor stuk te steken. ‘s Middags en ‘s avonds krijgen ze eten. Zondag rijden de wagens dan buiten. Op elke tien mensen die in Loenhout wonen zijn er zeven die rechtstreeks met de Bloemencorso te maken hebben. Niet dat dat allemaal bouwers zijn. Het bouwen van die wagens gebeurt door een groepje van tien tot vijftien mensen. De Bloemencorso is een heel proces dat eind juni begint en loopt tot het tweede weekend van september.

In welke zin moet je dan nog het beleid beïnvloeden? Spreekt het succes van de Bloemencorso niet voor zich?

Als er ooit een burgemeester zou zijn die stokken in de wielen zou steken van de Bloemencorso, dan is dat politieke zelfmoord. We zijn ook gematigd in wat wij vragen.

Als er ooit een burgemeester zou zijn die stokken in de wielen zou steken van de Bloemencorso, dan is dat politieke zelfmoord. We zijn ook gematigd in wat wij vragen. Aan de andere kant werp ik altijd tegen: welk evenement in Wuustwezel weegt op tegen dat van ons? Het is te verantwoorden dat wij dingen gedaan krijgen. De meeste mensen die voor de eerste keer komen kijken, zijn verrast door wat wij hier op straat zetten.

Zijn jullie ook buiten Loenhout bekend?

Wel, dat is een beetje mijn frustratie. Als je bij de nationale of regionale politiek gaat aankloppen met Bloemencorso Loenhout weet niemand wat dit is. En iedereen denkt dat het iets is van gepensioneerde mensen die wat bloemen zitten te schikken. Onze corso verdient het om ondersteund te worden. We hebben drie jaar geleden samen met twee andere grote Bloemencorso’s van Vlaanderen, Sint-Gillis-Dendermonde en Blankenberge, Corso Classics opgericht. Om van daaruit nationaal en regionaal subsidies, sponsoring, enzovoort, … binnen te halen. Het plezante is ook dat we in drie verschillende provincies zitten: West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Met de drie grootste corso’s van Vlaanderen gaan aankloppen bij de Lotto en Proximus is gemakkelijker dan als voorzitter van de Bloemencorso Loenhout.

Hoe probeer je nog aan die bekendheid te werken?

Wij zijn met de Bloemencorso van Loenhout een samenwerking aangegaan voor een bloementapijt op de Grote Markt van Brussel in het weekend van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart. Dat is jaren aan een stuk gedaan met begonia’s, maar ze geraakten niet meer aan bloemen.

In 2024 gaan we met 70 man uit Loenhout voor de eerste keer het bloementapijt in Brussel volledig leggen met dahlia’s. Het is dan een kleine maand voor onze corso en we hopen daar wat belangstelling voor ons eigen evenement te krijgen.

Dus de uitdaging ligt niet in Loenhout?

Mensen moeten het doen voor het plezier van die wagen te bouwen, samen te zijn en een pintje te drinken. Het moet over de beleving gaan.

Ja en nee. Hoeveel geld we ook zouden kunnen lospeuteren, het zijn al die mensen hier die het moeten waarmaken. Als de mensen het beginnen doen voor het geld, dan zijn we binnen tien jaar dood. Mensen moeten het doen voor het plezier van die wagen te bouwen, samen te zijn en een pintje te drinken. Het moet over de beleving gaan.

Tot slot: wat is je belangrijkste tip voor erfgoedvrijwilligers die dingen gedaan willen krijgen op lokaal vlak?

Zorg er eerst en vooral voor dat je medewerkers trots zijn op waar ze mee bezig zijn. Probeer de meerwaarde achter je evenement te zien. Voor mij is de Bloemencorso niet de zondagmiddag wanneer die wagens op straat rijden. Voor mij is dat het hele jaar door wanneer de mensen samen bezig zijn.

Wil je meer te weten komen over hoe ook jij de symbolische sleutel van je gemeente kunt krijgen? Op deze pagina vind je verschillende tips en tricks rond (lokale) beleidsbeïnvloeding.

 

De foto’s op deze pagina van Bloemencorso Loenhout kregen we van www.wezelopdefoto.be. Wil je nog meer proeven van de ambiance die uitgaat van de Bloemencorso en haar verschillende buurtschappen, dan kan je hier naar hartenlust door de foto’s scrollen.

© Agentschap Onroerend Erfgoed

Patrick Schuermans – “Uiteindelijk draaide dat steeds uit in serieus opzoekwerk en zo kreeg ik de microbe te pakken”

Goed Gevonden!

In de rubriek ‘Goed Gevonden!’ brengt Histories goede praktijken van metaaldetectoristen aan de oppervlakte. Onze gesprekspartner is Patrick Schuermans.

 

© Agentschap Onroerend Erfgoed

© Agentschap Onroerend Erfgoed

Dag Patrick! Erg fijn dat je in gesprek wil gaan met ons. Kan je je even voorstellen? 

Ik ben Patrick Schuermans, 52 jaar oud en ben van beroep een arbeider. Ik ben heel geïnteresseerd in mijn lokale geschiedenis en daarbij sluit metaaldetectie mooi aan. Al een kleine dertig jaar ga ik als detectorist het veld op. Het opzoekwerk dat erbij komt kijken, gaat tegenwoordig een stuk vlotter dan toen ik startte. Vroeger kwam alle informatie uit boeken, het internet was nog niet zo’n hulpmiddel. Toen ging men op goed geluk zoeken. Wanneer ik iets vond, begon ik me daarin volledig te verdiepen. Uiteindelijk draaide dat steeds uit in serieus opzoekwerk en zo kreeg ik de microbe te pakken.

Hoe ga je op het veld te werk? 

Als ik kan zoeken over een hele akker, dan ga ik in een kruis over het veld. Daarbij let ik op scherven en sporen van aardewerk en metaal, want daarmee kan je soms een tijdsperiode situeren. Na het veld te doorkruisen, ga ik het vervolgens in baantjes af. Het is niet altijd mogelijk om de hele akker te doen, dus probeer ik de hotspots te vinden en vooral daar veel te wandelen.

Als je een metalen voorwerp vindt, hoe ga je dan te werk? 

Ik neem alles mee in de staat dat ik het opgraaf. Als het brons is, houd ik het vochtig tot ik thuis ben. Wanneer brons te vlug droogt, wordt het poreus en dan brokkelt de patina al snel af. Dus bij het thuiskomen na het zoeken, laat ik het rustig drogen. Vervolgens probeer ik het te reinigen – dit doe ik regelmatig onder een microscoop – en tracht ik het te conserveren. Voor sommige vondsten gebruik ik paraloid, iets wat archeologen altijd waarderen wanneer ik dat bijkomstig doe. Daarna probeer ik de vondst te determineren en zodra ik weet wat het is, kan ik het melden bij het Agentschap Onroerend Erfgoed.

Bewaar je zelf je vondsten? 

Dat varieert. Ik spreek af met de eigenaar welke vondsten hij of zij wil houden, maar meestal zijn ze er niet in geïnteresseerd. Soms, wanneer het een belangrijke vondst is, schenk ik het in samenspraak met de grondbeheerder. Zo heb ik in Nieuwerkerke een muntschat gevonden en samen met de eigenaar gegeven aan de gemeente. In Halle-Booienhoven heb ik een grafvondst gedaan die ik direct gemeld heb, en die wordt nu tentoongesteld in de kerk van Zoutleeuw. Ik vind het wel jammer dat wanneer je een vondst weggeeft of naar een depot brengt dat het soms in een kist of doos belandt. Dan bewaar ik de vondsten liever zelf zodat zoekers die bij mij over de vloer komen ze toch nog kunnen bekijken.

Heb je tips voor anderen hoe ze goed aan metaaldetectie kunnen doen? 

Doe eerst goed opzoekwerk vooraleer je gaat zoeken. Probeer uit te zoeken wie de eigenaar is van het veld waar je wil zoeken. Zoek nooit op ingezaaide akkers – daar komt ruzie van. Als je een putje graaft, maak het ook terug dicht. Neem altijd je afval mee en al het zink, lood en blik; dat is slechts een kleine moeite. Ik heb drie zakjes aan mijn heuptas hangen: één is voor afval, een ander is voor mijn pinpointer en in de derde zak steek ik mijn vondsten. Probeer voorzichtig te reinigen. Reinig nooit agressief en gebruik geen chemische producten zolang je niet weet wat het is. Gooi ook niet te veel weg. Probeer als beginnende zoeker iemand te contacteren die al langer aan metaaldetectie doet en laat die persoon eens door het materiaal gaan dat je zou weggooien. Mijn bevinding is dat mensen veel wegdoen waarvan ze niet weten wat het eigenlijk is. Voor de rest: meld je vondsten. Via de tool van het Agentschap Onroerend Erfgoed gebeurt dit eenvoudig.

Wat zijn voor jou enkele karakteristieken van een bonafide detectorist? 

Hou je aan de regels. Als het terrein archeologisch beschermd is, ga er dan niet op zoeken. Zoek, meld en houd goede contacten met landbouwers. Ik denk als je alles doet wat ik bij de vorige vraag heb geantwoord, je jezelf een goede zoeker kan noemen.

Theo De Jonckheere – “Voor mij is elke vondst een schat op zich”

Benieuwd naar ervaringen van andere metaaldetectoristen? Maak kennis met Theo De Jonckheere, medebedenker van het tv-programma Metaalstrijd op PlattelandsTv!

Dag Theo, fijn dat je even tijd maakt voor dit gesprek! Kan je je even kort voorstellen?

Na mijn studies economie heb ik een twintigtal jaar gewerkt voor verschillende bedrijven. Daarna ben ik het onderwijs in gegaan en heb ik een kleine twintig jaar marketing en salesvakken gegeven aan de Thomas More Hogeschool in Mechelen. Ik vond dat tof: ik heb gestudeerd,  gewerkt, ervaring opgedaan en daarna de kans gekregen om die opgedane kennis door te geven aan de volgende generatie. Bovendien doe ik al zo’n twintig jaar aan metaaldetectie. Ik ben opgegroeid aan de kust en toen ik trouwde, ben ik verhuisd naar Mechelen. Om die reden ga ik voornamelijk in de streek van Mechelen en aan de kust – mijn moeder woont daar nog – zoeken.

Vooraleer je een veld opgaat, doe je dan opzoekwerk? 

Wat je zeker niet mag doen, is gericht zoeken naar een bepaalde vondst. Gezien ik in Mechelen woon, keer ik logischerwijze vaak terug naar dezelfde locaties hier in de buurt. Dit zorgt ervoor dat ik de boeren van wie de velden zijn al goed ken en ook weet wat er zoal te vinden valt. Soms worden er ook zoekdagen georganiseerd op verplaatsing. Dan doe ik wel opzoekwerk. Zo bekijk ik de locatie op Geopunt, alsook op historische kaarten zoals die van de Ferraris. Ik probeer te weten te komen wat er zich op die plaats bevond of heeft afgespeeld.

Na het zoeken, probeer ik altijd te weten te komen wat ik heb gevonden. Er zijn bepaalde soorten vondsten die vaak terugkeren, zoals munten bijvoorbeeld, waardoor het identificeren dikwijls vlot gaat. Bovendien vormen de boeken van Van Houdt (Atlas der munten van België: van Kelten tot heden & Munten van Bourgondische, Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden en van de Franse en Hollandse periode (1434- 1830)) een grote bron van informatie bij muntdeterminatie. Het probleem ligt voor mij eerder bij het reinigen dan bij het determineren. Sommige vondsten zijn zodanig gecorrodeerd dat je ze eerst moet restaureren, vooraleer je ze kan identificeren. Gelukkig heb ik mijn partner Arlette, die met veel geduld mijn mooiste vondsten reinigt en restaureert.

Hoe ga je praktisch te werk op het veld?

Hoe ik begin, is afhankelijk van welke oogst op het veld gestaan heeft. Het liefst zoek ik op aardappelvelden, want die zijn mooi vlak en daar kan je goed lijn per lijn lopen. Bij maïsvelden is dat iets anders; na de oogst blijven er dikke stoppels staan en die zijn zeer hard. Mijn tactiek is dan om dwars op de oogstlijnen van de maïs te wandelen, zodanig dat ik iedere keer tussen die maïsstroken ga. Er zijn intussen ook al verschillende apps die vertellen welke teelten op akkers staan of hebben gestaan, zoals die van de Vlaamse Overheid ‘LV-Agrilens’. Uit principe ga ik niet op een akker die ingezaaid is.

De laatste jaren zijn de landerijen voor lange periodes bezaaid waardoor de periodes van beschikbaarheid om op velden te zoeken een pak korter worden. Dat komt door de Europese wetgeving die boeren verplicht om groenbemesting te zaaien na het oogsten. Dit is uiteraard spijtig nieuws voor de metaaldetectoristen.

Ga je soms met anderen zoeken? Of is dat steeds alleen?

Ik vind het belangrijk om met anderen te zoeken. Vroeger spraken we met een groepje af op zondagmorgen in Mechelen. De ene bracht koffie mee, de andere cake en we gingen een voormiddag zoeken. Daarna toonden we de vondsten aan elkaar. Pas dan zie je dat de uitkomst veel rijker is dan wanneer je alleen op pad gaat. Als je met een aantal mensen een veld afzoekt dan komen er altijd mooie dingen boven. De kans bestaat dan ook dat je een week eens niets speciaals vindt, maar een andere detectorist wel. Dat maakt me even blij dan wanneer ik het zelf zou vinden. Binnen de metaaldetectiewereld heerst er soms onderling ook wat jaloezie, wat ik totaal niet nodig vind en dat wilden we ook duidelijk maken in Metaalstrijd, het tv-programma op PlattelandsTv. Ik vind het veel belangrijker om meer te weten te komen over de vondst en haar bredere context.

Wat zijn de leukste voorwerpen die je al gevonden hebt?

Eigenlijk is voor mij elke vondst een schat op zich. Elk voorwerp is een contact met iemand die het verloren is in het verleden. Het toont ook aan hoe mensen vroeger leefden. Als het mooi uit de grond komt en het is herkenbaar, dan maakt dit het voor mij interessant. In de buurt van Mechelen heb ik eens de oudste munt van Mechelen gevonden. Bij toeval woonde er in die straat juist een archeoloog dus die was eigenlijk bijna aanwezig bij de opgraving en heeft de munt dan helemaal beschreven.

Op het veld kom je ook andere dingen tegen dan op het strand. Ik weet nog altijd de eerste trouwring die ik teruggevonden heb. De achternaam van die persoon stond daar ook op, wat normaal niet zo is. Dankzij een medezoeker die bij de rijkswacht werkte – dat zou nu niet meer kunnen door de privacyregels – hebben we die personen teruggevonden. Toen bleek dat die ring al twaalf jaar verloren was en uiteindelijk heb ik dan de ring teruggegeven.

Hoe bewaar je je vondsten?

Ik probeer alles bij te houden, maar eerlijk gezegd, er zit wel wat rommel tussen. Er zijn veel vondsten die kapot zijn waarvan ik de waarde in vraag stel. Ik heb nu een grote houten schuifkast waar ik mijn vondsten in bewaar, maar ik weet ook dat dit niet de optimale bewaarmethode is. Voor de speciale vondsten heb ik wel specifieke zakjes en bakjes gekocht, maar ik zoek nog naar een algemene aanpak. Er wordt aangeraden om alles in plastieken doosjes te steken, maar dan is mijn zolder zo gevuld. Ik heb ook veel loden voorwerpen (soldaatjes, speelgoed, kogels), maar lood is giftig en de vondsten zijn meestal beschadigd. Met deze vondsten weet ik niet goed wat ik moet doen. Ik heb nu bijna twintig jaar ervaring en toch blijf ik nog met zoveel vragen zitten. Ik ben wel blij dat er sinds 2016 een regelgeving is, alsook dat het metaaldetectiegebeuren wat meer gekaderd wordt door Histories.

Heb je tips voor anderen hoe ze goed aan metaaldetectie kunnen doen?

Als je begint met metaaldetectie, lijkt het me een goed idee om eens mee te gaan met anderen die wat meer ervaring hebben. Ik denk dat het ook belangrijk is om je open te stellen. Zorg dat je de communicatie helder houdt tussen verschillende partijen. De houding ‘wat niet weet, niet deert’ zit er nog te veel in bij sommigen. Als er regels zijn, pas die toe. Geef ook zeker je vondsten aan, daarmee vul je de database aan en kan je een bredere of correctere kijk geven aan het verleden.

Als je nu enkele kenmerken zou moeten geven aan een bonafide metaaldetectorist, welke zijn dat dan?

Geduld. Er zijn dagen dat er niks uit de grond komt. Ook een portie nieuwsgierigheid is belangrijk. Je moet willen weten wat je vondst is en dit ook delen met anderen. En natuurlijk, interesse hebben in geschiedenis.

Wat is het doel van Metaalstrijd, het programma over metaaldetectie voor PlattelandsTV en wat houdt het in?

De motivatie was vooral om de geheimzinnigheid rond metaaldetectie weg te halen. Door te tonen hoe we te werk gaan, willen we de negativiteit die rond metaaldetectie hangt, proberen weg te werken. We willen duidelijk maken dat we niet naar een veld gaan om er zoveel mogelijk uit te halen.

Ook het communicatieve aspect was een belangrijke reden. We gaan geen moeilijke vragen uit de weg en we zijn klaar om samen te werken met erkende archeologen. We hebben namelijk dezelfde interesses dus laat ons daar open en eerlijk over praten. Maar ik heb wel de indruk dat er in de archeologiewereld nog mensen zijn die zich hiertegen verzetten. Het gaat dan voornamelijk om archeologen die slechte ervaring hebben met malafide detectoristen die bijvoorbeeld op archeologische sites gaan zoeken of hun vondsten niet melden. Gelukkig hebben de meeste archeologen wel al een meer open visie op metaaldetectie.

Bedankt voor het delen van je ervaringen en tips, Theo!