De impact van corona op kleine musea

In deze reeks geeft Histories een stem aan de erfgoedvrijwilligers in het veld. We zijn nieuwsgierig naar hoe zij de coronaperiode ervaren en hopen hiermee ook collega-erfgoedwerkers een hart onder de riem te steken.
Karel Govaerts, gepensioneerd technisch ingenieur, spendeert zijn vrije tijd graag met erfgoed. Hij is lang voorzitter geweest van de Heemkundige Kring van Merksplas en werd tevens bestuurslid bij het Gevangenismuseum te Merksplas-Kolonie (GMM) in de Noorderkempen.

Hoe ben je bij het GMM terecht gekomen, Karel?

De Kolonie en de gevangenis zijn altijd een deel geweest van mijn leven. Als kleine bengel fietste ik onderweg naar school soms een stuk mee met een landloper, die overdag ergens ging werken bij een boer. We hoorden vaak verhalen over het leven in de Kolonie. De landlopers waren altijd iets doodnormaals voor de ‘Spetsers’, de inwoners van Merksplas. De Kolonie en haar bewoners maken deel uit van onze geschiedenis.

Toen in 1993 de wet op de landloperij werd afgeschaft, besloot het Ministerie van Justitie dat het niet meer voor het enorme domein van 600 hectare kon zorgen. Plannen voor verkoop en verkaveling botsten op een heleboel acties en reacties voor het behoud van de landloperskolonies van Merksplas en Wortel, onder andere door de beruchte Mars op Wortel in 1995. Gelukkig kregen we toenmalig minister-president Van den Brande overtuigd dat het om waardevol erfgoed ging.

Na een bezoek aan de landloperskolonie van Veenhuizen in Drenthe, gesticht in dezelfde periode als die van Merksplas en Wortel, ontstond tijdens de busrit al het idee om net als in Veenhuizen een museum op te richten. Vanuit de heemkundige kring, waar ik toen voorzitter van was, namen we het initiatief. Vanaf 1999 startten we met een jaarlijkse tentoonstelling. Onze derde tentoonstelling over de landloperskolonies was zo’n succes dat we deze maar bleven verlengen. We hebben die tentoonstelling toen definitief opgesteld in de landloperskapel en voor de bezoekers werd dat ‘het museum’. Met een groep van zo’n 25 enthousiastelingen hebben we er dan echt een museum van gemaakt, met gegidste rondleidingen. Ik ben lange tijd voorzitter geweest van het gevangenismuseum en nu ben ik nog altijd betrokken als secretaris.

Kan je iets meer vertellen over het Gevangenismuseum en haar vaste werking?

Wij zijn voor individuele bezoeken geopend op zondagnamiddag van 1 maart tot eind november, want tijdens de wintermaanden is het wat te koud. De bezoekers van de zondagen zijn vaak passanten en mensen die namens een groep op prospectie komen. We richten ons immers ook op groepen. Normaal komt er in de week elke voor- en namiddag wel een bus toe, met 40-50 bezoekers. Bezoekers kunnen een gegidste rondleiding volgen, een film kijken over de laatste landlopers van Wortel en indien gewenst komt er een cipier getuigen over zijn loopbaan en het leven in de gevangenis. Met de vaste opstelling van het Gevangenismuseum vertellen we het verhaal van de landlopers in de Noorderkempen, in zijn bredere context van justitie en armoedebestrijding. De landloperskolonies van Merkplas en Wortel waren namelijk geen sociale instellingen om arme mensen op te vangen, maar een onderdeel van justitie. Ook dat aspect moet belicht worden.
Na het gegidst bezoek kunnen de bezoekers desgewenst proeven van een Klosjaars Kramiekske, een vagebondsgebakje van donkerbruin gebakken brood met honing, rozijntjes en een worstje van marsepein.
Heel belangrijk in onze werking is alleszins onze jaarlijkse tentoonstelling, die telkens is gelinkt aan het thema vrijheidsberoving, in de meest brede zin geïnterpreteerd.

Het museum bevindt zich op een prachtig natuurdomein met veel erfgoedelementen. Om het museum met het landlopersdomein te verbinden, werken we samen met Toerisme Merksplas en met Kempens Landschap, dat recent ook een nieuw bezoekerscentrum heeft ingericht. Op die manier kunnen bezoekers hier gemakkelijk een dagprogramma vullen. We doen ook regelmatig mee met Open Monumentendag en met Erfgoeddag, als het thema het enigszins toelaat.

Jullie openen het museum na een winterstop op 1 maart, maar dit jaar ging België twee weken later in lockdown. Hoe hebben jullie je aangepast aan de situatie?

Onze werking – geheel gedragen door vrijwilligers – was door corona bijna helemaal stilgevallen, omdat we het museum voor drie maanden moesten sluiten. Pas toen in juni de eerste versoepelingen kwamen, konden we de deur weer opendoen voor individuele bezoekers, uiteraard mits toepassing van de gevraagde maatregelen – éénrichtingsverkeer, handhygiëne, mondmasker… Tijdelijk zijn bezoekers welkom op vrijdag-, zaterdag- en zondagnamiddag. Vanaf september ontvangen we ook weer groepen, maar we kunnen enkel groepjes van maximaal tien personen gidsen. Men kan ook weer kiezen voor de getuigenis van een cipier. Ook de film kan weer worden bekeken, maar het Klosjaars Kramiekske kunnen we helaas nog niet aanbieden. Als je iets te eten of drinken wil aanbieden, val je onder het horecaprotocol en dat is zo ingewikkeld dat we hebben besloten om dat voorlopig nog achterwege te laten. Dat is ook jammer voor Widar, de sociale instelling die de Kramiekskes bakt en die we op die manier steunen.
Van zodra we weer open mochten doen, hebben we geprobeerd weer publiciteit te maken via de website, via Facebook en de pers om aandacht te krijgen, want als je in de belangstelling staat, krijg je bezoekers.

Hoe verliepen de aanpassingen achter de schermen?

Het was niet zo’n grote moeite om de technische zaken in orde te brengen: handgel ter beschikking stellen, een éénrichtingsroute uitstippelen en richtingaanwijzers aanbrengen. Organisatorisch gezien moeten we nu wel werken met een relatief zwaardere teamverdeling: met een kleinere groep mensen moeten we wat meer taken verrichten. Sommige medewerkers zijn begrijpelijkerwijs wat terughoudend voor fysieke ontmoetingen, ook al respecteren we alle maatregelen. Enkelen hebben zich tijdelijk teruggetrokken. Maar omdat we voor individuele bezoekers nu drie dagen open zijn, moet er dus ook meer permanente aanwezigheid zijn. En omdat we met kleinere groepen van bezoekers werken, moeten we op meer gidsen beroep doen. Er is dus wel meer belasting op onze beschikbare erfgoedvrijwilligers.

“Het museum is dan wel weer geopend, de terugval in de bezoekersaantallen is enorm.”

Wat is de uiteindelijke impact van corona op het GMM?

Het museum is dan wel weer geopend, de terugval in de bezoekersaantallen is enorm. Dat de deur weer op een kier staat is weliswaar positief, want je blijft draaien en je krijgt ook weer wat belangstelling, maar het aantal bezoekers blijft beperkt. Tijdens de drie dagen dat we open zijn passeert ongeveer het aantal dat we normaal op één zondagnamiddag ontvangen. Dat betekent natuurlijk dat we heel wat inkomsten missen. Die centen hebben we eigenlijk hard nodig, want binnen enkele jaren verhuizen we naar de Grote Graanschuur op het domein en daar is nog bijzonder veel geld voor nodig. Dit jaar hebben we helaas zo goed als geen inkomsten.

Heeft de lockdownperiode ook voor positieve gevolgen gezorgd, of was het enkel kommer en kwel?

We hebben van de sluiting geprofiteerd om één van onze topstukken van het museum – de originele maquette van de Grote Hoeve van het landlopersdomein – een behandeling met giftig gas tegen memel te geven.
We onderzoeken nu ook wat sneller dan gepland hoe we het contactloos betalen kunnen introduceren. Dat is nuttig in coronatijden, maar zal ook handig zijn voor het nieuwe museum. En misschien hebben de vele vrijwilligers van ons inventarisatieproject ‘Dwaallichten’ nu net iets meer tijd tijdens deze coronatijden.

Door het noteren van contactgegevens van de bezoekers in het kader van contact tracing ben ik wel aangenaam verrast te merken dat heel wat bezoekers van redelijk ver in België én Nederland naar het GMM komen. Voor mij betekent dit dat de uitstap naar ons museum niet zomaar een toevalligheid was, maar een bewuste keuze om thuis te vertrekken en het GMM te bezoeken.

“Door het noteren van contactgegevens van de bezoekers in het kader van contact tracing ben ik wel aangenaam verrast te merken dat heel wat bezoekers van redelijk ver in België én Nederland naar het GMM komen.”

Hoe zien jullie de nabije toekomst van het GMM evolueren?

Alles zal afhangen van de versoepelingen die nog worden toegestaan. Persoonlijk verwacht ik voorlopig niet veel verandering. Onze huidige manier van werken zullen we noodzakelijkerwijs moeten blijven volgen tot er een vaccin is en mensen opnieuw het vertrouwen krijgen om in groep culturele uitstappen te ondernemen. Die manier van werken baart me eigenlijk niet zoveel zorgen, wél de grote financiële verliespost door het wegblijven van de groepsbezoeken. Zodra het vaccin er is, verwachten we weinig problemen om ons oude bezoekerspeil opnieuw te halen en de stijgende trend van de voorbije jaren verder te zetten.

Een laatste vraag, Karel: heb je nog een tip die je graag wil delen met andere erfgoedvrijwilligers?

In de eerste plaats natuurlijk de regels volgen. Verder zou ik zo snel mogelijk weer publiciteit maken en in de belangstelling proberen te komen. Besteed aandacht aan het bekend maken én houden van je erfgoedvereniging, de zaken waarmee je bezig bent en de dingen die in jouw erfgoedlocatie mogelijk zijn. Voor dat laatste verschilt de concrete invulling vaak van museum tot museum en het is wel belangrijk dat de bezoekers ook weten wat kan en wat niet kan in joúw museum.

 

Dankjewel voor dit interview, Karel.

Afbeeldingen © Karel Govaerts