Joodse afscheidsrituelen

De stof keert terug naar de aarde...

Joodse afscheidsrituelen

Auteur: Histories

Met de dood komt een einde aan iemands leven op aarde. Het is een belangrijk overgangsmoment waar velen zich dikwijls ongewild, maar tegelijk onvermijdelijk, op voorbereiden. Verschillende levensbeschouwingen hebben diverse rituelen en ideeën omtrent de dood. Joden bijvoorbeeld geloven dat overledenen een nieuw leven bij God beginnen en geloven tevens in de kans op verrijzenis.

In de rubriek 'over-dragers' spreken we met en over dragers van rituelen, tradities of gebruiken. Zo sprak Histories met Norbert Vos,een Joodse zaakvoerder uit Antwerpen. We vroegen hem hoe er in het jodendom met een overlijden wordt omgegaan en om de rituelen rondom de dood wat verder toe te lichten. Je kunt onze vragen en zijn antwoorden lezen op de gesprekspagina.

De stervende

Joden hanteren een zeer strikt onderscheid tussen leven en dood. Iemand wordt “een stervende” of “een goses” genoemd wanneer deze persoon zéker binnen de drie dagen zal overlijden. Om deze reden worden er nog geen voorbereidingen getroffen voor een begrafenis vóór de persoon zijn laatste adem heeft uitgeblazen.  Een bekende joodse uitspraak is: ‘Tot over 120 jaar'. Joden geloven dat zolang iemand nog leeft, het leven de overhand kan halen op de dood. Ze willen het lot niet tarten door reeds vóór een overlijden iemands begrafenis te regelen. Ingrijpen of de dood bespoedigen (bijv. bij euthanasie) is in principe niet toegestaan, maar tegelijkertijd heeft elke persoon ook ‘recht op sterven’. Een uitgebreidere uitleg hierover kun je lezen op uitvaart.nl. Het leven mag niet zomaar verlengd of verkort worden, want de enige die uiteindelijk over het leven beslist is God.

De doodsstrijd wordt voorgesteld als een gevecht tussen de stervende en de doodsengel. De familieleden proberen in deze strijd tussen te komen door psalmen en gebeden op te zeggen en door daden van liefdadigheid te stellen. Op deze manier hopen ze de doodsengel ervan te kunnen weerhouden om de ziel van de stervende mee te nemen. Het is trouwens de taak van de familieleden en vrienden om te blijven waken over de stervende. De stervende wordt op geen enkel ogenblik alleen gelaten. Op ziekenbezoek gaan is dan ook één van de religieuze verplichtingen. De stervende daarentegen wordt ontheven van alle religieuze verplichtingen. Er wordt hem of haar wel aangeboden om zijn of haar zonden te belijden. Door dit te doen, kan de stervende zichzelf zuiveren van onreinheden.

Er wordt dag en nacht gewaakt bij de stervende. Zo kunnen de familieleden de geloofsbelijdenis opzeggen wanneer de stervende zijn of haar laatste adem uiteindelijk uitblaast. Ze zeggen dan: “Hoor Israël, de Heer onze God, de Heer, is Één”. Zo kan de ziel het lichaam verlaten in herinnering aan de eenheid van God. Vervolgens brengt de doodsengel de ziel voor het tribunaal van God zodat de overledene verantwoording kan afleggen voor zijn of haar daden. 

Na het overlijden

Volgens de joodse wet zijn alle familieleden na het overlijden van een dierbare in rouw, maar enkel de verwanten van de eerste graad worden, tot aan de begrafenis, vrijgesteld van de religieuze geboden (niet te verwarren met de verboden).  Direct na het overlijden wordt er een veertje of watje onder de neus gehouden. Als daar geen beweging in komt, is er geen adem meer, en dus geen leven. Ter hoogte van het hoofd van de overledene wordt een kaarsje of een lichtje aangestoken. Het kaarsje staat symbool voor de ziel. Vervolgens wordt er een raam op een kier gezet. Zo vindt de ziel haar weg naar de eeuwigheid. Soms worden spiegels afgedekt en wordt stilstaand water verwijderd. Dit zijn restanten uit het oude volksgeloof.

Voorbeeld van de Chevra Kadisha bij een overledene, 1772

Ook als de stervende eenmaal zijn of haar laatste adem heeft uitgeblazen, wordt het lichaam nooit alleen gelaten. Dag en nacht wordt er gewaakt over het lichaam en worden er psalmen voorgelezen. Aan het omgaan met het lichaam van de overledenen zijn een aantal specifieke gebruiken verbonden. Nadat de ogen en de mond van de overledene zijn gesloten en de armen recht langs het lichaam zijn gelegd wordt de dode op de grond of op een ander hard oppervlak gelegd en bedekt met een wit laken. Uit respect voor de overledene die zelf niet meer kan kiezen met wie hij contact heeft, wordt alle contact met het lichaam zoveel mogelijk vermeden. Dat wordt ook gedaan om te benadrukken dat de grens tussen leven en dood is overgestoken en de dode niet meer is wie hij of zij bij leven was. In de joodse traditie is het bijvoorbeeld verboden om een overledene nog aan te kijken. Gezicht en lichaam van de overledene moeten bedekt blijven, ook als het lichaam voor de begrafenis gewassen en gekleed wordt. 

De begrafenisonderneming

Familieleden kunnen voor de organisatie van de begrafenis beroep doen op een begrafenisonderneming. Binnen de joodse gemeenschap bestaat een organisatie die de familieleden bijstaat, namelijk de Chewra Kadisha of de gewijde vereniging. De werking van deze organisatie is vooral gestoeld op vrijwilligerswerk. Deze vrijwilligers voltrekken de vereiste rituelen en regelen de praktische zaken met betrekking tot de begrafenis. De mannen zorgen voor de mannelijke overledenen en de vrouwen zorgen voor de vrouwelijke overledenen. 

Voorbereidingen

Tahara (rituele reiniging)

Wanneer de stervende zijn zonden heeft beleden, is zijn of haar ziel reeds gereinigd, maar ook het lichaam dient vóór de begrafenis nog te worden gereinigd. Het lichaam wordt eerst zorgvuldig gewassen en erna heeft de eigenlijke rituele reiniging plaats, de tahara genoemd. Terwijl het lichaam bedekt blijft met een wit laken wordt er een bepaalde hoeveelheid water over het lichaam uitgegoten. De rituele reiniging wordt traditioneel uitgevoerd door de begrafenisondernemers in een speciale ruimte, namelijk de tahara-ruimte die zich gewoonlijk in het rouwcentrum of het ziekenhuis bevindt. De familieleden mogen hierbij niet aanwezig zijn. 

Tachriechien (doodsgewaad)

Na de rituele reiniging wordt het lichaam van de overledene gehuld in sobere witte kledij. Het eigenlijke doodsgewaad bestaat uit een hemd, een broek, een omslagdoek, een muts en sokken die met strikjes rond het lichaam worden dichtgeknoopt. Een man wordt daarenboven gehuld in zijn talliet (gebedsmantel).  

Doodskist

De doodskist is zo sober mogelijk. Meestal wordt gekozen voor een ruwhouten kist, zonder binnenbekleding. Ook de attributen in de kist zijn zo eenvoudig mogelijk. Het lichaam wordt niet gehuld in kledij die vervaardigd is uit rijkelijke stoffen en het lichaam wordt niet getooid met sierraden. Alle joden worden als gelijkwaardig beschouwd en er wordt ook in de dood geen onderscheid gemaakt tussen arm en rijk. Wel wordt dikwijls aarde uit Israël in de kist gelegd. 

Voorschriften voor de begrafenis

Het lichaam van de overledene dient zo snel mogelijk na het overlijden te worden begraven, volgens de voorschriften binnen 36 uur, tenzij het een sabbat of feestdag is. Omdat de begrafenis zo snel op het overlijden volgt, is het gebruikelijk om geen overlijdensbrieven te versturen. Wel wordt, wanneer er tussen het overlijden en de begrafenis een aantal dagen voorbijgaan, een aankondiging in de krant geplaatst of wordt er een bericht opgehangen in de synagoge. Tegenwoordig worden overlijdensberichten ook via nieuwe kanalen verspreid, zoals social media of e-mail. De leden van de joodse gemeenschap worden allen geacht naar de begrafenis te komen. Het gehele proces van huis of mortuarium tot het einde van de begrafenis wordt 'lewaja' genoemd. Dat betekent 'begeleiding’. 

De rituele inscheuring van de kleren of de Keria

Joden voeren traditioneel de rituele inscheuring van de kleren uit op de dag van de begrafenis. De rituele inscheuring van de kleren wordt ook de Keria genoemd. Hierbij wordt de kledij van de naaste familieleden van de overledene gescheurd. Als ouders overleden zijn, wordt een scheur aangebracht aan de linkerkant ter hoogte van het hart, bij de echtgenoot of echtgenote, de kinderen, broers en zussen wordt een scheur aan de rechterkant aangebracht. Bij vrouwen wordt de scheur bij voorkeur in een afzonderlijke ruimte aangebracht en soms wordt deze dichtgenaaid voordat de vrouwen zich terug onder de aanwezigen begeven. 

De rouwdienst

Een rouwdienst heeft plaats in het uitvaartcentrum of op straat rond de doodskist. Er worden heilige teksten voorgelezen en er worden psalmen en toespraken opgezegd. Bloemen of muziek zijn er meestal niet bij een joodse begrafenis. Die passen immers niet bij de soberheid van de begrafenis. Na de rouwdienst wordt de doodskist overgebracht naar de begraafplaats. Op de begraafplaats heeft een tweede rouwdienst plaats. Er worden gebeden voorgelezen en familie en vrienden spreken een rouwrede of een Hesped uit. Alle aanwezigen bidden voor de zielenrust van de overledene en de kist wordt door zes mannen naar het graf gebracht. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij orthodoxe gemeenschappen, zijn er geen vrouwen aanwezig op de begraafplaats.  
 
De rouwdienst heeft met andere woorden niet plaats in een synagoge. Enkel de rouwdienst van een rabbijn heeft plaats in een synagoge. Traditioneel wordt er dan zevenmaal rond de doodskist gestapt en wordt er soms geblazen op de sjofar (ramshoorn). 

De begrafenis

Joden worden traditioneel altijd begraven. Crematie is verboden omdat joden geloven in de kans op lichamelijke verrijzenis. Het lichaam zal volgens het geloof nog nodig zijn in het leven na de dood. Zo worden joden vaak richting de Tempel van Jeruzalem begraven, omdat vanuit daar ooit de opstanding der doden zal beginnen. Het geloof in verrijzenis is ook de reden waarom er op joodse begraafplaatsen eeuwige grafrust moet zijn. Omdat kerkhoven waar de graven eeuwig mogen bestaan in België wettelijk niet zijn toegelaten, worden er hier weinig joden begraven. In Nederland bestaan er wel zulke begraafplaatsen. 

Uitzonderingen op de regel om niet te cremeren zijn er ook. Onder liberale joden is cremeren bijvoorbeeld meer geaccepteerd. Bovendien zijn er joden die zich laten cremeren uit een gevoel van verbondenheid met hen die tijdens de Holocaust zijn vermoord en verbrand. 

Als er is gekozen voor een begrafenis laten de zes mannen van de begrafenisonderneming of de familieleden de doodskist neerdalen in het graf, dat pas op de dag van de begrafenis zelf wordt gedolven. Bij orthodoxe joden dienen dikwijls enkel alle mannelijke aanwezigen het graf te vullen met elk drie scheppen aarde, bij andere gemeenschappen doen ook vrouwen dat. Tijdens het vullen van het graf spreken ze deze zin uit: "De stof keert terug naar de aarde, waaruit ze ontstaan is; de ziel echter keert terug tot God, die haar gegeven heeft". Aan het einde van de begrafenis wordt het Kaddish-gebed door de zoon of zonen van de overledene, of bij zijn of hun afwezigheid door een ander familielid, opgezegd. Dit gebed is een loflied op de heerschappij van God.

Grafstenen op een joodse begraafplaats, Zwolle, NL

'De rouwdagen' van Jan Voerman, c. 1884. De mannen op dit schilderij zijn in talliet (gebedskleed) gehuld

De rouwweek of sjiva

Pas wanneer de overledene is begraven, worden de rouwenden of de Aweliem gecondoleerd en getroost door de joodse gemeenschap. Dit gebeurt bij het verlaten van de begraafplaats. Tot en met het vullen van het graf, draait het om de overledene en het eren van die persoon. Na de begrafenis is er meer aandacht voor de nabestaanden en hun rouwproces.  

De rouwweek wordt sjiva genoemd. Dat betekent letterlijk ‘zeven’. Het zijn de eerste zeven dagen van rouw na het overlijden.Gedurende deze dagen verblijven de rouwenden in het rouwhuis. Het rouwhuis is dikwijls het huis van de overledene. In het rouwhuis zitten de nabestaanden op speciale rouwstoeltjes dichtbij de grond. Tijdens de sjiva dienen de rouwenden traditioneel een aantal voorschriften na te leven: ze mogen niet werken, ze mogen zich niet wassen, ze mogen niet koken, ze mogen geen schoeisel dragen, ze mogen niet naar de radio luisteren, ze mogen niet naar televisie kijken, ze mogen geen geslachtsgemeenschap hebben, enz. Omdat het naleven van sommige voorschriften niet altijd evident is, worden er soms uitzonderingen toegestaan bij ouderen of zieken. Traditioneel wordt zowel ’s ochtends als ’s avonds het Kaddish-gebed opgezegd. Er wordt aan de rouwenden de eerste dag de ‘maaltijd van herstel’ geschonken: een sobere maaltijd bestaande uit brood en gekookte eieren.

 Tijdens de rouwweek zijn overige familieleden en vrienden religieus verplicht om de rouwenden te bezoeken in het rouwhuis. De rouwenden hoeven deze evenwel niet te verwelkomen. De rouwenden mogen namelijk zelf kiezen of ze al dan niet met een bezoeker praten. De bezoekers nemen dan ook nooit als eerste het woord. 

De duur van de rouwtijd is afhankelijk van de graad van verwantschap met de overledene. Voor een ouder wordt formeel een jaar gerouwd, voor andere verwanten dertig dagen. Het is de bedoeling dat de draad van het alledaagse leven terug kan worden opgenomen, maar dagelijks wordt nog steeds het Kaddish-gebed opgezegd en leven de nabestaanden heel bewust met het overlijden van hun dierbare. Ook na de formele rouwperiode is dat verdriet uiteraard niet ineens weg. Toch is het de bedoeling van de rouwperiode om de pijn te verzachten. 

De jaarlijkse herdenking van de sterfdag

Jaarlijks wordt de sterfdag van een overledene herdacht. Deze herdenking kan gepaard gaan met een ceremonie, maar niet iedereen kiest hiervoor. Er wordt een herinneringslichtje aangestoken, maar er worden geen bloemen op het graf geplaatst. In de plaats daarvan worden er stenen op het graf gelegd. De oorsprong van dit gebruik is echter ongekend. Op een van de belangrijkste joodse feestdagen, Grote Verzoendag of Jom-Kippoer, worden de doden ook herdacht in het Jizkor- of herdenkingsgebed. 

Joodse mensen herdenken hun overledenen elk jaar rond Nieuwjaar, en dat valt meestal in september. Dan gaat men gaat naar de begraafplaats om zijn zonden van vorig jaar op te biechten en om aan de overledenen te vragen om tussen te komen bij de Almachtige om hen te vergeven. [...] Bij het bezoek aan een graf legt men er een steentje op. Aartsengel Gabriël ziet dat en brengt de boodschap van het bezoek aan de ziel van de overledene.

~ Citaat uit het gesprek met Norbert Vos

Praktiserend of niet

Om een beroep te kunnen doen op de Chewra Kadisha moet je praktiserend jood zijn. Als dat het geval is, wordt de begrafenis veelal door hen ondersteund. Toch zijn er ook mensen (ook van joodse komaf) die geen praktiserend jood (meer) zijn, maar zich wel door de rituelen uit het jodendom laten inspireren. Sommige uitvaartorganisaties kunnen dan een ‘joods georiënteerde begrafenis’ mogelijk maken. Ze regelen dan de belangrijkste rituelen. Het dragen van de kist of de wassing van het lichaam worden bijvoorbeeld door de uitvaartverzorgers van die organisaties uitgevoerd of ondersteund.

Meer informatie en verantwoording

Afbeeldingen

De afbeeldingen genummerd op volgorde van boven- tot onderaan de pagina:

  1. (bannerafbeelding) Joodse Begraafplaats Schoonhoven. Onderwijsgek, CC BY-SA 3.0 https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0, via Wikimedia Commons
  2. Voorbeeld van de Chevra Kadisha bij een overledene, 1772. Buchhändler, Public domain, via Wikimedia Commons
  3. Joodse begraafplaats in Zwolle, NL. Onderwijsgek, CC BY-SA 2.5 NL https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.5/nl/deed.en, via Wikimedia Commons
  4. De rouwdagen. Jan Voerman, Public domain, via Wikimedia Commons

Artikelen

  • Abicht, L. (2018). De joden van Antwerpen. Vrijdag Uitgevers. 
  • Broeckaert, B., Hove, I. Vanden, Branden, S. van den e.a., Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Davidsfonds Uitgeverij, Leuven, 2005. 
  • Kosofsky, S.M., The Book of Costums: A Complete Handbook for the Jewish Year, Harper, San Francisco, 2004.Molen, H. van der, Met de joden op weg: van de wieg tot het graf, van feest tot feest, van eeuw tot eeuw, Edu'Actief, Meppel, 1987. 
  • Stodel, J., & Evers, L. (2017). Jodendom: een heldere inleiding. JM Meulenhof. 
  • Van der Zanden, P. (2016). Israëlische feesten, gedenkdagen en evenementen. Vert.: Geja Lahpor en Niels Quakernaek. TsurTsina Publications: Jeruzalem, Israël. 

Meer weten?

Webpagina's