Geheimzinnigheid

Historici onderzoeken wat verdwenen is. Het verleden is voorbij, niet meer zichtbaar, verborgen. En toch kan het worden bestudeerd, omdat er resten en sporen zijn achtergebleven. Na hardnekkig opzoekingswerk en nauwkeurige interpretatie van gebouwen, kunstwerken, gebruiksvoorwerpen, documenten, getuigenissen en herinneringen kunnen we een beeld krijgen van gebeurtenissen en ideeën van vroeger. We kunnen weten en verstaan wat er is gebeurd, wat mensen in het verleden hebben gedaan en gedacht. Dit onderzoek is – we weten het allen – niet eenvoudig. Veel bronnen zijn verloren gegaan of er zijn simpelweg geen bronnen die precies dié informatie bevatten die we zoeken. Of ze gaan uit van veronderstellingen en vanzelfsprekendheden die niet meer de onze zijn en zijn daarom moeilijk te begrijpen. De historische resten zijn altijd onvolledig en vaak ondoorgrondelijk. Het is een illusie te denken dat het verleden geen geheimen meer zal hebben. Maar de kennis groeit: elke dag worden nieuwe ontdekkingen gedaan. In de archieven liggen nog eindeloos veel documenten ongebruikt te wachten op het moment dat ze enkele van die geheimen zullen prijsgeven.

Het verleden kent geheimen, ook omdat mensen in het verleden zelf geheimen hadden en doelbewust informatie achterhielden. Die geheimen werden vastgelegd op een manier die enkel voor ingewijden begrijpelijk was. Zoals ook nu nog – en misschien vroeger méér dan nu – hadden groepen en individuen in het verleden redenen om hun activiteiten en opvattingen voor de buitenwereld geheim te houden: omdat die illegaal waren en hun opvattingen niet spoorden met die van (de meeste van) hun tijdgenoten en zij daarom vervolging of maatschappelijke afwijzing te vrezen hadden, omdat hun bedoelingen en plannen gedwarsboomd konden worden, of omdat discretie nodig was om niet alleen zichzelf maar ook anderen te beschermen. Geheimhouding kon daarbij essentieel zijn en bepalend voor de identiteit van mensen. Er zijn groepen en groepjes actief geweest, waarvan het bestaan zelf en de handel en wandel, de bedoelingen en agenda, voor de autoriteiten en tegenstanders verborgen moesten blijven. Ze hadden er baat bij zo weinig mogelijk sporen na te laten en documenten na gebruik te vernietigen – en zo meteen ook het nageslacht en het historisch onderzoek te ontrieven. In andere gevallen werden documenten voor de tijdgenoten verborgen gehouden maar werden zij later ontdekt en konden dan bestudeerd worden.

Geheimzinnigheid is echter niet alleen een zaak van mensen die dingen deden die (in hun eigen tijd) het daglicht schuwden. Iedereen doet, in zowat alle omstandigheden, aan informatiebeheer, en dus ook aan informatiebeperking. Iedereen bepaalt welke informatie zij of hij met wie (niet) deelt en wanneer zij of hij simpelweg liegt. Communicatie impliceert spreken én zwijgen, bepaalde dingen zeggen en andere niet. De poging om mensen uit het verleden te begrijpen gaat over de grens tussen waarheid en geheim, tussen wat wordt gezegd en wat niet.

Geheimhouding betekende macht en precies daarom werd zij ook betwist. Geheimen zijn slechts geheimen als zij als zodanig worden erkend en als wordt geprobeerd te achterhalen wat zij verbergen. En historici kunnen er maar over schrijven als de verborgen waarheden, al is het maar gedeeltelijk, worden onthuld.

Inhoud