Van kaart naar landschap

Ruim een jaar geleden besliste de redactieraad van Tijd-Schrift om een themanummer rond historische geografie uit te brengen. Die keuze valt eenvoudig te motiveren: de band tussen heemkunde, lokaal-erfgoedpraktijk en historische geografie is namelijk evident. Deze drie ‘disciplines’ richten zich immers op plaatsgebonden aspecten van het verleden. Heemkundigen ontrafelen de geschiedenis van een bepaalde streek of plek en hun bewoners. In de lokaal-erfgoedpraktijk richt men zich op het beheer van de cultuurhistorische nalatenschap van een plaatselijke gemeenschap. Historisch geografen, ten slotte, bestuderen de landschapsevolutie van een bepaalde plaats. Telkens is er dus dat verband met een duidelijk afgebakende lokaliteit: een dorp, een gemeente, een streek, een provincie, een gewest.

Zoals de naam het zelf al aangeeft, is de historische geografie bij uitstek een multidisciplinair studieveld. Ze wordt echter niet alleen beoefend door geschiedkundigen met geografische feeling en door geografen met historische interesse, maar ook door archeologen, landschapsbeheerders, architecten, stedenbouwkundigen, planologen, toponymisten, milieuzorgers, erfgoedwerkers én heemkundigen. Die kruisbestuiving levert vruchtbare resultaten op, dat staat vast, maar kan ook voor problemen zorgen. Over de muren van disciplines en expertises heen werken, is niet altijd eenvoudig. Wie daarin wil slagen, moet zich vooral bewust zijn van het feit dat andere disciplines vaak ook andere invalshoeken en doelstellingen hanteren en dat de eigen kennis en manier van werken niet zomaar te transplanteren zijn. Uiteraard was het onmogelijk om al deze disciplines en hun geplogenheden binnen dit nummer van Tijd-Schrift een plaats te geven, maar we hebben wel getracht om u als lezer van enkele mogelijke kruisbestuivingen te laten proeven.

Los daarvan zit er in dit nummer toch een duidelijke rode draad: de kaarten. Het heeft ons als redactieraad verrast dat de studie van historische kaarten in bijna alle bijdragen een prominente plaats opeist. Dat verklaart meteen ook de algemene titel van dit Tijd-Schrift: ‘Van kaart naar landschap’. Of het nu gaat om topografische kaarten, perceelsplannen, landboeken, digitale routeplanners of luchtfoto’s (om slechts die types te noemen), historische kaarten vormen een schitterende bron om (de transformaties van) het historische landschap te bestuderen. Bovendien vormen die documenten, al dan niet in herwerkte vorm, een ideaal medium om de uitgeschreven landschapsgeschiedenis aanschouwelijk te maken. De afbeeldingen van de bijdragen in dit nummer zijn dus meer dan mooie prentjes bij de tekst: ze brengen die teksten letterlijk in kaart en zorgen ervoor dat u als lezer het historische landschap kan zien en haar evoluties kan volgen.

Het is u wellicht opgevallen dat de bijdragen van dit nummer enkel betrekking hebben op het historische Vlaanderen. Dat is louter toeval. De redactie hoopt echter dat ze de lezers kunnen inspireren en aanzetten om ook in andere delen van (het huidige) Vlaanderen op zoek te gaan naar de evolutie en transformatie van het landschap. Dat onderzoek is immers nodig willen we op een dag eens werk maken van een overkoepelende landschapsbiografie van Vlaanderen, een overzichtswerk dat nog geschreven moet worden. Het zou een prachtig instrument vormen voor erfgoedwerkers, landschapsbeheerders, planners, stedenbouwkundigen en historici die, elk op hun manier, het verleden én de toekomst van ons landschap willen blijven koesteren.

 

Inhoud